2 onderwijs aan hunne kinderen, die nog in den leerplichtigen leeftijd vielen. Bij onderzoek bleken die kinderen reeds als leerling op eene lagere school te zijn ingeschreven. Hieruit inag echter niet de gevolgtrekking worden gemaakt, dat er geen absolute schoolverzuimers in de gemeente zijn. Integendeel. Nog steeds komt het voor, en wij wezen daarop reeds in vorige jaarverslagen, dat ouders hunne kinderen voor goed van school nemen, Vóórdat zij aan de bepalingen der Leerplichtwet hebben voldaan. De kinderen worden dan in de huishouding of voor huisarbeid gebezigd of ook wel in eene dienstbetrekking geplaatst. Zij blijven als leerling op de school ingeschreven, totdat de wettelijke leerverplichting geëindigd is en de hoofden van scholen zijn genoodzaakt de verzuimen we kelijks aan den arrondisselnents-schoolopziener op te geven. De resultaten zijn in den regel nihil. Relatief schoolverzuim. In het afgeloopen jaar werden wegens ongeregeld school bezoek voor de commissie opgeroepen de aansprakelijke per sonen voor 248 leerplichtige kinderen. In de vijf voorafgaande jaren bedroegen deze cijfers als volgt: in 1917 283, in 1916 120, in 1915 165, in 1914 107 en in 1913 110. Van de opgeroepenen verschenen er slechts 64 voor onze commissie, terwijl de aansprakelijke personen v'an de overige 184 kinderen het niet eens de moeite waard vonden, om het schoolverzuim voor onze commissie aannemelijk te maken. De verschenen personen werden in kennis gesteld met de gevolgen, welke het laten voortduren der overtreding voor hen hebben kon, terwijl de niet-verschenenenovereenkomstig de wet telijke voorschriften, schriftelijk werden gewaarschuwd om het ongeoorloofd schoolverzuim te doen ophóuden. Ook dit jaar bleek weer, dat de üneeste schoolverzuimers reci divisten zijn. Eenige aansprakelijke personen moesten zelfs Voor twee kinderen tegelijk voor de comfnissie verschijnen. Kon een zeer enkele maal worden toegegeven, dat de huise lijke omstandigheden in het gezin van dien aard waren, dat voor het schoolverzuim aannemelijke motieven bestonden, in verreweg de meeste gevallen bleek dit niet het geval te zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1918 | | pagina 362