Aan den raad der gemeente Breda. Het is mij een aangename taak UEd. ouder gewoonte weer verslag uit te brengen omtrent onze boekerij en omtrent het archief, aan mijne 'zorgen toevertrouwd. De boekerij is in goeden staat en ook dit jaar is er door de 'hier verblijvende Belgen vrij druk gebruik van gemaakt. Wat het archief aangaat, heb ik ook dit jaar weer, voor zoover de tijd het mij toeliet, voortgewerkt overeenkomstig mijn vóór jaren ontworpen plan, de doop-, trouw- en begrafenisre gisters 'alphabetisch lexicographisch te bewerkenen dat plan nadert zijne voltooiing. Ik zeide„voor zoover de tijd mij toe liet". Met den dag neeint de arbeid toe, welke de correspon dentie Van mij vraagt. Het zijn in den regel vragen om inlich tingen op genealogisch gebied en het schijnt, dat m'en in rui mer kring al weet, dat door mij op bijna alle registers klappers gemaakt zijn. Bovendien ontvang ik op mijn kantooruren veel bezoek en heb ik steeds personen op mijn kantoor, die onder mijn toezicht werken. Op het einde van dit jaar nam evenwel een der Belgen, die een viertal jaren mij beziochten, afscheid van mij en maakt de andere zich tot vertrekken gereed. Van 'andere archieven en bibliotheken werden mij stukken toegezonden, om door belanghebbenden onder mijn toezicht te worden geraadpleegd, terwijl er ook voor eenzelfde doel door mij werden verzonden. Ook dit jaar werden mij de gewone periodieken toegezonden en ontving ik van een particulier ©enige stukken: Docu'menten betreffende het Huis, genaiamd „de Arke van Noach nabij de Pekbrug" en stukken rakend© 't huis naast de Pekbrug en een tuin en huisje in het Rozeiria r ij 11 s t. ra a tje Dr. J. F. F. CORSTENS, Archivaris. Breda, 1919.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1918 | | pagina 90