X 6305 6500 19 (het aantal woningen, dat op het zolderwoningen). Volgens de telling in 1918 was dit aantal 5584. 4. Op het tijdstip dei' telling waren in sommige liuurklassen enkele leegstaande woningen aanwezig (zie o. a. tabel III). Zelfs in huurklasse 18 5 stuks, overeenkomende met 2.92 °/o van het totale aantal, wat op een eenigszins normalen toestand zou wijzen. Echter blijkt uit tabel V, dat in die klasse door 27 gezinnen samenwoning plaats had. 5. Uit tabel V volgt, dat in de gemeente woonden 6061 gezinnen. 6. In elke huurklasse blijkt een tekort aan woningen te zijn. In totaal wonen 459 gezinnen met anderen in ééne woning, wat zou wijzen op een tekort van 459 woningen. Hierbij dienen echter nog te worden gevoegd het aantal bewoonde onbewoonbaar verklaarde woningen, zolder- en noodwoningen (te zamen 99) en het aantal, dat voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking komt (geschat op 150), zoodat er dus zouden moeten zijn 5597 -{- 459 99 j— 150 6305 woningen. Voor een normalen toestand rekenende op 3°'o leegstaande woningen, komt men dus op een aantal benoodigde woningen van y tijdstip der telling leeg stond) 6481. Aldus berekend is dan het tekort aan woningen 6481 5597 Dit cijfer is gunstiger dan het berekende in 1918, hetwelk wees op een tekort van 1124 woningen. Vermoedelijk is deze verbe tering toe te schrijven aan den terugkeer naar hun vaderland van vele Belgische vluchtelingen. Worden de woningen tot en met de 11de klasse (met inbegrip van 5 onbewoonbaar verklaarde woningen met 2 gezinnen) gere kend tot de arbeiderswoningen en de overige tot die voor midden standers, dan zou overeenkomstig de cijfers voor samenwoning van tabel V het tekort der woningen voor die beide categorieën zich verhouden als 292: 176. 292 Op deze wijze berekend zou er dus zijn een tekort van X 884 562 arbeiderswoningen en van 884 562 322 middenstandswoningen. Op het oogenblik zijn in aanbouw

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1919 | | pagina 136