16
braiding van onderwijsgelegenheid, wat de lokaliteiten betreft,
in dit jaar vasteren vorm zal aannemen.
- Financiën.
Als bijlage III is in dit verslag opgenomen de begrooting van
inkomsten en uitgaven voor het jaar 1920. Het eindcijfer dezer
begrooting is belangrijk hooger geworden als dat van de be
grooting 1919.
Door de uitbreiding van het Personeel, de hoogere salarissen,
de hooge prijzen voor materialen, gereedschappen en verdere
schoolbehoeften moest het eindcijfer voor de uitgaven hooger
worden geraamd.
Gelukkig mocht op een belangrijk hoogere rijkssubsidie wor
den gerekend, in overeenstemming met de daarvoor gebruike
lijke regelinghet evenwicht tusschen uitgaven en inkomsten
bleef aldus bewaard.
Door de vele voorbereidende werkzaamheden in 1919, als
gevolg van de voorgenomen reorganisatie, kon de begrooting
1920 niet op den gestelden tijd worden ingediend. Het hoogere
bedrag van de rijkssubsidie was dientengevolge niet op de ge
wone staatsbegrooting gebracht.
Er is echter gegronde verwachting, dat bedoelde omstan
digheden in aanmerking worden genomen en suppletoir de ver
hooging wordt toegekend. Mede kan hiertoe bijdragen de voort
varendheid, waarmede de Gemeenteraad bereid was, bij de ver
schijning van de „nieuwe leidraad", deze toe te passen voor het
Personeel der Schoei.
Besluit.
De Commissie is hiermede aan het eind van haar verslag
gekomen. Uit het medegedeelde moge blijken dat het afgeloopen
jaar 1919 een belangrijk jaar is geweest in de geschiedenis der
School. Wij zijn als het ware eene nieuwe periode ingetreden.
Met de reeds vele jaren gewenschte reorganisatie is een begin
gemaakt en deze wordt geleidelijk doorgevoerd.
Dank zij de welwillende medewerking van den Minister van
Onderwijs, K. en W., den krachtigen steun van den Inspecteur-
Generaal, de heer H. J. de Groot, den Inspecteur, de heer
G. A. Groote Haar, de welwillende ontvangst Van de adviezen