doende gelegenheden er met ernst op gewezen wordt, dat vooral
de onderlinge samenwerking der weldadigheidinstellingen onmis
baar is voor eene goede en doelmatige armenverzorging.
Aan onze verzoeken, zoowel mondelinge als schriftelijke, om
inlichtingen bedoeld in artikel 12 der Armenwet werd steeds
bereidwillig gevolg gegeven. Niet altijd werd nageleefd den inhoud
van den laatsten ziu van het eerste lid van gemeld artikel.
Alle verzoeken gericht aan werkgevers om ingelicht te worden
omtrent loon of wedde worden steeds ingewilligd.
Geen der verzoeken van weldadigheidsinstellingen gaven ons
aanleiding tot toepassing van artikel 57, 2° lid der Armenwet;
terwijl de verzoeken van anderen niet in strijd waren met de
tweede zinsnede van artikel 28 van het huishoudelijk reglement,
bedoeld bij artikel 56, 1° lid sub 8 dier wet.
Om de uitreiking der ondersteuning van lien, die van twee of
meer instellingen steun genieten, in ééne hand te brengen is tot
nog toe niets gekomen. De instellingen schijnen peisoonlijk op de
hoogte te willen blijven van den toestand barer ondersteunden
en ook het beheer der geldmiddelen zelve in handen te houden.
Zooals reeds in vorige jaarverslagen door ons werd vermeld
bestaat in bet ambtsgebied van den Armenraad slechts een instel
ling, die ook steun verleent in den vorm van arbeidnamelijk de
vereeniging' „Bredasche Armenzorg".
Aan het ons toegezonden verslag over 1919 ontleenen wij dat
aan naai- en breiloon f 131,50 is uitbetaald.
Alleen de bijzondere instelling: VereenigingHet Groene Kruis"
voor Breda en omstreken, geniet van de gemeente Breda eene
subsidie ten bedrage van f 250.'sjaars. Het beoogde bijzondere
doel dezer vereeniging is
„Het verleenen van hulp bij de verpleging van zieken; het
„nemen en ondersteunen van maatregelen ter voorkoming van
„ziekten en het bestrijden der tuberculose als volksziekte."
Zooals door ons in het verslag over 1918 is vermeld werd door
het gemeentebestuur van Breda in onze handen gesteld, tot het
dienen van advies, een adres van de „Vereeniging tot bescher-