34 de bouwvakken, op 78 dagen per jaar. De werkloozen die hun maximum aantal dagen getrokken hadden, kregen nu in de maanden November en December verdere uitkeering tot het nieuw gestelde maximum uitkeeringsdagen was bereikt. Deze uitkeering geschiedde niet uit de werkloozenkas, maar door de werkloozenkas, en werd de geheele uitkeering vergoed door Rijk en gemeente, ieder voor de helft. Nieuwe kassen. Nieuw toegelaten bedrijfsgroepen. De Werkloosheidsnoodwet heeft verder bevorderd de oprich ting van nieuwe werkloozenkassen en de toetreding tot bestaande kassen, van groepen arbeiders, die vroeger van het lidmaatschap waren uitgesloten. In onze gemeente waren dit o.a. de losse arbeiders, leden van den Centra,Len Bond van Transportarbeiders. De uitkeeringen aan deze werkloozen kwamen geheel voor re kening van het Rijk. Overgangstijdperk Het verleenen van bijslag op de uitkeeringen en het doen van uitkeeringen voor rekening van Rijk en gemeente, zou slechts plaats vinden in het overgangstijdperk, door den Mi nister van Arbeid bepaald, loopende van 3 Nov. 1919 tot 3 Mei 1920. Na dezen datum kwamen de verhoogde uitkeeringen weer geheel voor rekening van de werkloozenkas. Wij hebben het wenschelijk geoordeeld in dit eerste verslag ©enigszins uitgebreid de werking der Werkloosheidsnoodwet te moeten geven. In het voorgaande vindt men dus de groote lijnen hiervan. Individueele kaarten. Komende tot d© bijzonderheden bij de uitvoering van het „Werkloosheidsbesluit 1917" en der Werkloosheidsnoodwet in onze gemeente, moet hier ook weer een korte uiteenzetting worden gegeven. Van elk lid een er gesubsidieerde werkloozenkas moet een individueel© kaart met verschillende gegevens berusten bij den gemeentelijken dienst der werkloosheidsverzekering. Op deze kaarten, waarvan een duplicaat moet aanwezig zijn bij de te Breda gevestigde afdeelingsbesturen van werkloozenkassen, wordt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1919 | | pagina 448