Van de verlichtingen van den bond over 1919 blijkt uit liet
jaarverslag, dat de samenstelling van het bestuur geen wijziging
onderging.
Het terrein aan jiet Wilhelminapark begint meer en meer een
mulle zandvlakte te worden, die nu niet precies voldoet aan de
matige eischen, welke aan een speelterrein gesteld mogen worden.
Daargelaten de onmogelijkheid om een grondige verbetering hierin
aan te brengen wegens de liooge onkosten, zou een dergelijke
uitgaaf niet gerechtvaardigd zijn. nu de berichten omtrent eene
eventueele bebouwing van het terrein een steeds dieig-ender aan
zien krijgen. Ondanks dezen minder gunstigen toestand weid,
het terrein ook het afgeloopen jaar druk gebiuikt; de invoering
van den vrijen Zaterdagmiddag was .oorzaak, dat liet ten ein niet
alleen door de schooljeugd, inaar meer dan vooiheen ook door
de aankomende jongelingschap werd bezocht.
De ontvangsten bedroegen evenals de uitgaven f 478,925, waar
onder een batig saldo ad f 5S,59.
Tenslotte ontleenen wij nog aan het jaarverslag der Vereeni-
ging „Pro Juventute" te Breda e. o. het volgende
„In de op 24 Mei 1919 gehouden algemeene vergadering weiden
de aftredende bestuursleden, de heeren J. M. Hermans en G. H.
Nauta Pieter herkozen.
In plaats van den heer J. <T. Verbeeten, die als bestuurslid
bedankte, werd op 15 November 1919 gekozen tot tijdelijk be
stuurslid Mr J. Houben. Deze werd tot tijdelijk secretaris benoemd
daar de heer Nauta Pieter als zoodanig bedankte.
Behalve het toezicht, dat op oude en nieuwe gevallen werd
uitgeoefend, werden in de bestuursvergaderingen 60 kinderen be
handeld, waarvan er 19 reeds in ons register voorkwamen, dus
21 o/o waren recidivist. De gevallen betroffen 59 jongens - en
1 meisje. Daarvan waren er 58 R. K. en 2 Ned. Herv.
Door het O. M werden aangebracht 57 kinderen en door anderen
nog 3 kinderen.
In het afgeloopen jaar daalde het aantal behandelde gevallen
tot 60, dat is 16 minder dan in 1918. Dit gelukkig verschijnsel
mag worden toegeschreven aan het einde van -den wereldoorlog,
die in vorige jaren indirect oorzaak was, dat de misdadigheid der
jeugd zulke schrikbarende afmetingen had aangenomen. De af
doening der zaken kon meestal weer spoediger plaats hebben dan