van artikel 2 der wet van 27 April 1912 Staatsblad no. 165).
De burgerlijke instellingen zijn
1°. liet Burgerlijk Armbestuur en
2°. liet Oude-Mannenhuis.
Verschillende bijzonderheden, nopens den toestand van liet
armwezen, zijn vervat in liet hierachter opgenomen verslag van
het Burgerlijk Armbestuur over 1919, (Bijlage XXX).
Bij Koninklijk besluit van 7 Juni 4903 no. 38 werd voor deze
gemeente een Armenraad ingesteld, waarbij het aantal bestuurs
leden werd bepaald op vijf. Er zijn 19 instellingen van welda
digheid in deze gemeente, welke aan dien Armenraad deelnemer.
Een verslag van deze instelling, over 1919 is als bijlage hier
achter opgenomen. (Bijlage XXIX).
Op daartoe gedane uitnoodiging ontvingen wij, evenals in voor
gaande jaren, een verslag van de commissie van het district
„Breda" van het Fonds ter aanmoediging en ondersteuning van
den gewapenden dienst in de Nederlanden over 1919, waaruit
blijkt, dat de districtcommissie bestaat uit de heeren:
B. C. G. Glasius, voorzitter
I. T. E. Erancken, lid
D. Cheriex, secretaris.
De uitkeeringen hadden geregeld plaats op den len werkdag-
van ieder kwartaal.
Het aantal infirmen en veteranen bedroeg 21, dat der vei minkten
13, van wie 1 is geschorst en 1 niet opkwam.
Bijslag boven hunne gratificatie ontvingen 7 verminkten.
De opbrengst der jaarl. collecte voor het Fonds was echter
niet voldoende om de uitgaven te dekkenze bedroeg voor Breda
slechts f70,93 en voor het geheele district f 626,84.