Art. iia en
der W.W.
Art. 11a, 14 en 11
al. 2 der W.W.
uitzondering op verbod van art. 14 der bouwverordening en
inzake verlenging van tijdelijk verleende uitzondering (zie bijlage 1).
In 37 woningen, ten einde uitvoering te geven aan de woning
wet en een besluit uit te lokken van Burgemeester en Wethouders,
waarbij wordt gelast den bestaanden toestand te verbeteren, of
waarbij betrokken woning onbewoonbaar wordt verklaard.
Ar' dèi'ww." 4° Als niet ongeschikt ter bewoning, doch noodzakelijk te ver
beteren, (art. 11 b, 14 en 40 der Woningwet) werden aangewezen
de woningen
Haagweg 14a verbeterd; Keizerstraat 18—18a, 20, 22 22a
en 24, gedeeltelijk verbeterd; Balfortstraat 10—10a, 12—12a,
14— 14a, 16— 16a, 18— 18a, 20-20a, 22—22a, 24-24a, 26,
28, 30 30a en 32 32a verbeterd Balfortstraat 8 8a niet
verbeterd; Tramsingel 15 15a in bewerking.
Als ongeschikt ter bewoning, doch alsnog in bewoonbaren
staat te brengen (art. 11a der Woningwet) werden aangewezen
de woningen
Balfortstraat 6 en 6a.
Als ongeschikt ter bewoning werden aangewezen en onbe
woonbaar verklaard de woningen
Boschstraat 46 en 46a.
Tot de woningen, door de Commissie in vorige jaren onder
zocht en nog steeds niet verbeterd, behooren
geene.
Gedurende de jaren 1903 tot en met 1920 werden door de
commissie onderzocht totaal 1293 woningen, waarvan 181 werden
onbewoonbaar verklaard.
Het bijzonder daartoe aangelegd register wordt regelmatig bij
gehouden.
Wegens den grooten woningnood is in 1920 het woning-
onderzoek beperkt geweest.
De commissie meende zich zooveel mogelijk van onbewoonbaar
verklaring ,te moeten onthouden, omdat ontruiming met het oog
op den woningnood onuitvoerbaar is en de woningen dus toch
bewoond zouden blijven, zonder dat er eenige verbeteringen worden
aangebracht. Zij gaf er dus de voorkeur aan, zoo eenigszins mo
gelijk, tot verbetering te adviseeren.
De commissie verzocht aan het gemeentebestuur een exemplaar
van de in 1919 gehouden rijkswoningtelling en van alle rap-
Woningtelling.