3 Juli eene uitkeering voor rekening van Rijk en Gemeente, ieder voor 50 De contributien waren reeds belangrijk verhoogd en sommige kassen moesten die gedurende 1920 nogmaals verhoogen. Daarbij verhoogde de Minister van Arbeid het subsidie voor de kassen der groep bouwvakarbeiders van 100 tot 200 °/0, gedurende de eerste 5 maanden, tot 150 gedurende de volgende 4 maanden en 125 voor de laatste 3 maanden. Voor de trans portarbeiders werd het subsidie de laatste 3 maanden gebracht op 200 en voor de landarbeiders de laatste 2 maanden. Hierdoor werd het totaal aan subsidie, door de gemeente bij te dragen aan de contributie voor de kassen, wat als regel 50 bedraagt, belangrijk verhoogd. Zou toch bij een normale bijslag van 50 dit over 1920 f 6824,08 bedragen hebben, nu werd dit f 8678,905. Deze subsidieverhooging is aangekondigd als te zijn van tijdelijke aard. De geleidelijke vermindering wijst ook op een spoedig eindigen daarvan. Omtrent de uitkeeringen kan worden verwezen naar de bijlagen. De eindcijfers van 1919 vergelijkende met die van 1920, ziet men dat de groote vermeerdering der bedragen niet alleen het gevolg is van de verhooging der uitkeeringen, maar geheel op rekening van de grooter wordende malaise moet worden ge schreven. Vooral de crisis in de tabaksindustrie, schoenindustrie en de malaise in het transportbedrijf, droegen daartoe bij, terwijl alle andere beroepen vermeerdering van uitkeeringen doen zien. Bij de controle over de werkloozen en naar de oorzaken der werkloosheid, wordt steeds gestreefd naar voorkoming van onrechtmatige uitkeeringen, door de betrokken afdeelingspen- ningmeesters te waarschuwen dat er iets hapert aan de reden van het ontslag aan den werklooze gegeven. In 1919 werden alzoo 33 waarschuwingen gedaan aan welke gevolg werd gegeven, waardoor in 33 gevallen eene onrechtmatige uitkeering werd voorkomen. Tot het doen van deze waarschuwingen is de gemeentelijke administrateur, volgens het Werkloosheidsbesluit, niet verplicht. Het ligt echter zoo geheel in de lijn van de goede samenwerking tusschen de kasbesturen en den gemeentelijken dienst, dat eigener beweging daartoe is overgegaan. Het gevolg hiervan is, dat het indienen van bezwaarschriften voorkomen wordt en de organisaties hunne leden en hun geld behouden. Want heeft eenmaal een lid een bedrag aan uitkeering onrechtmatig in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1920 | | pagina 387