44 Daartoe ware ook de brug over de Mark bij terrein I meer naar de stad te verleggen. 6e. Volgens het oordeel der Kamer moet het gemeente bestuur zich wel de vraag stellen, alvorens tot exploitatie over te gaan of door de reusachtige onkosten, die de exploitatie medebrengt, de prijs van het beschikbare indus trie-terrein niet zoo hoog opgevoerd zal worden dat de terreinen buiten het financieele bereik vallen van industriën die ook in andere industrie-centra zich kunnen vestigen met mindere uitgaven voor terrein. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Breda. Bijlage I. 19 April 1920. Nr. 988. Aan Staangelden. de Directie der Nederlandsche Spoorwegen te Amsterdam. Onze Kamer acht zich verplicht zich tot Uwe Directie te wenden naar aanleiding van het feit dat de verhoogde staangelden voor spoorwagons ook in rekening gebracht worden, nu de tijdsomstandigheden wegens de heerschende transportarbeidersstaking toch abnormaal zijn. Het niet tijdig lossen van de wagons is in een groot aantal gevallen alleen te wijten aan overmacht en het komt onze Kamer onbillijk voor, indien in dergelijke ge vallen door de spoorwegen de bepalingen omtrent de ver hoogde staangelden toegepast worden. Onze Kamer wendt zich derhalve in het belang van handel en industrie tot Uwe Directie met het verzoek voorschriften te willen geven, waardoor genoemde onbillijk heid weggenomen wordt. De Kamer van Koophandel en Fabrieken te Breda.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1920 | | pagina 438