P.
Aan
Zijne Excellentie den Minister van Financiën
te 's-Gravenhage.
De Kamers van koophandel en fabrieken van Noord-
Brabant, gevestigd te Bergen-op-Zoom, Breda, Dongen,
Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch, Loon-op-Zand,
Oosterhout, Roosendaal, Tilburg en Waalwijk, op 16
September 1920 te 's Hertogenbosch in gecombineerde
vergadering vereenigd ter bespreking van het ontwerp
van wet tot heffing van eene weeldebelasting, geven
eerbiedig te kennen
dat zij zich onder de bestaande tijdsomstandigheden
met het beginsel eener weeldebelasting wel kunnen
vereenigen, doch van oordeel zijn, dat het beginsel,
dat daaraan ten grondslag ligt, geene juiste toepassing
vindt door het heffen van belasting van verschillende
der in de bij -liet wetsontwerp behoorende tabel ver
melde artikelen, aangezien deze geene weelde-, doch
utiliteitsartikelen zijn of voor handel of industrie onmis
baar moeten worden geacht
dat bij wijze van voorbeeld met name kunnen worden
genoemd de volgnummers van genoemd tabel (5) bad
kuipen, (9) benzine, (16) brandkasten, safeloketten, kluis
deuren, (21) eetwaren in luchtdichte verpakking, een
gewicht van 5 K.G. te boven gaande, (41) chocolade en
overigens alle voedingsartikelen van dagelijksche behoef
te, (60) olijfolie, (71) rijwielen, (74) schoenen, laarzen en
pantoffels, wanneer de schacht uit nog andere stoffen dan
ongelakt leder, rubber of linnen is vervaardigd, enz.
dat zij zich ook in geenen deele kunnen vereenigen
met de uitvoering en de controle op de naleving der
wet, die zeer omslachtig en in de practijk vrijwel on-
uitvoer zal blijken te zijn, terwijl aan de controleerende
Rijksbelasting-ambtenaren zóó groote bevoegdheden
worden gegeven, dat daarvan niet zonder reden ernstige
misbruiken zijn te vreezen
52