9 HOOFDSTUK III. Toestand van water, bodem en lucht en hetgeen tot ver betering daarvan is verricht. A. Waterloopen. De commissie besprak herhaaldelijk de dezen zomer plaats gehad hebbende enorme vervuiling van het water in de Bredasche singelgrachten. De vervuiling was zoo ernstig, dat het water stonk en veel visch dood ging. Ofschoon buitengewone omstandigheden de zeer groote droogte gedurende den afgeloopen zomer en het daardoor uit blijven van bovenwater voor een zeer groot deel schuld hiervan, hebben, meent de commissie toch, dat de waterverver- sching in de Bredasche wateren en ook in de Mark onvoldoende geregeld is. Een subcommissie confereerde met Mr. W. Ingen-Housz, die Breda vertegenwoordigt in het Bestuur van Mark en Dintel. Uit de welwillend verstrekte inlichtingen bleek, dat het Bestuur van Mark en Dintel onmachtig was om verbetering aan te brengen. De commissie bracht deze aangelegenheid ter kennis van den inspecteur van de volksgezondheid, belast met het toezicht op de verontreiniging van water, bodem en lucht, den heer A. J. M. van der V elden, met verzoek deze zaak in ernstige overweging te nemen. Zij zou het op prijs stellen, als een gemengde commissie, samengesteld uit vertegenwoordigers van den Rijkswaterstaat, het Bestuur van Mark en Dintel en de gemeente Breda inge steld werd om deze voor Breda zoo ernstige zaak te bestu- deeren. B. Verzamelingen en afvoer van vuil, mestvaalten, goten, enz particulieren? De bewoner van perceel Verl. Koninginnestraat 83a (Loop schans) beklaagde zich er over, dat bij het op profiel brengen van de aangrenzende sloot het daaruit gekomen vuil en rommel over den weg was verspreid. De klacht werd doorgezonden naar den dienst der gemeentewerken, die berichtte, dat de abusievelijk gedeeltelijk over den weg verspreide, verontreinigde grond reeds was opgeruimd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1921 | | pagina 159