Redenen waarom vermeld bestuur zich tot Uwe Excellentie
wendt met het verzoek de goedkeuring bedoeld in art. 18
van genoemd Koninklijk Besluit wel te willen verleenen
tot dat de gelden het door Uwe Excellentie te bepalen bedrag
zullen hebben bereikt
Het Bestuur van den Armenraad.
(get.) A. F. SMITS, voorzitter.
(get.) A. DE GROOT, secretaris.
Hierop ontvingen wij van Zijne Excellentie den Minister van
Binnenlandsche Zaken, bij besluit van 18 November 1915,
No. 13853, Afd. V. A., bericht, dat de gevraagde goedkeuring
wordt verleend, met bepaling dat tot de verdeeling der gelden
zal behooren te worden overgegaan, zoodra deze met de ge
kweekte rente een bedrag van f 2000,— zullen hebben bereikt.
Artikel 21.
In het algemeen voldoen de instellingen, welke armenverzor-
zorging buiten gestichten ten doel hebben, behoorlijk aan het
voorgeschrevene bij dit artikel.
Artikel 31.
Voor wat de toepassing van dit artikel betreft kunnen wij
verwijzen naar het hiervoor vermelde in de vergadering van
15 Maart 1921.
Dat de kerkelijke instellingen er niet toe zullen overgaan hare
ondersteuning door het burgerlijk armbestuur aan hare armen te
doen uitreiken ligt voor de hand, wijl deze instellingen tegelijk
met de ondersteuning ook toezicht houden op het nakomen hun
ner kerkelijke verplichtingen.
Artikel 32.
Weigering van ondersteuning als hier bedoeld is, zoover ons
bekend, niet voorgekomen.
Artikel 33—37.
Voor de genees- en verloskundige armenverzorging zijn alhier
van gemeentewege aangewezen twee geneesheeren en twee vroed
vrouwen, die ieder een vast gedeelte der gemeente voor hunne
rekening hebben. De gemeente is daartoe verdeeld in twee wijken,
namelijk Oostelijk en Westelijke wijk, alzoo in elke wijk 1 ge
neesheer en 2 vroedvrouwen.