respectievelijk 2338 en 1804, in 1921 was dit 3087. In het bouw
bedrijf, de metaalindustrie, de sigarenindustrie en het voedings- en
genotmiddelenbedrijf was de werkloosheid het grootst.
Voor de werklooze tabakbewerkers werd in 1921 wederom een
bijzondere steunregeling in het leven geroepen, terwijl door de N. V.
Stoom Chocolade- en Cacaofabrieken Kwatta aan het Gemeente
bestuur verzocht werd deel te nemen aan de door haar in te voeren
wachtgeldregeling.
De gemeenteraad had reeds in zijne vergadering van 25 Februari
1921 besloten, dat de gemeente aan eventueel van werkgeverszijde
in te stellen wachtgeldregelingen zou deelnemen voor 16 2/3 °/0 van
het uit te keeren bedrag, waarvoor een crediet werd verleend van
f 3000.—.
Tot November van dit jaar werd geen deelname aan eenige wacht
geldregeling gevraagd. In die maand echter achtte voornoemde N. V.
eene wachtgeldregeling geboden, zulks op grond van de overweging,
dat aan een groot deel van haar personeel ontslag zou worden gegeven.
Wilde zij ook aanspraak maken bij deze wachtgeldregeling op subsidie
van het Rijk, dan moest allereerst de gemeente zich bereid verklaren,
om aan een dergelijke regeling mede te werken.
Daar de Raad reeds zich in beginsel hiervoor uitgesproken had,
werden in December de eerste uitkeeringen gedaan overeenkomstig
de regeling, welke goedgekeurd was door den Minister van Arbeid.
In 1921 werd aan het personeel der Kwatta in totaal uitgekeerd
een bedrag van f 1388,30, waarvan ten laste van het Rijk 33 V3 °l0
f 462,76, van de gemeente 16 2/3 0/o f 231,38 en van den werkgever
50 °/o f 694,16, totaal f 1388,30.
Omtrent den loop der werkloosheid in 1921 wordt verwezen naar
achterstaande staten.
BREDA ^e' '922.
bk 15 September 1922.
De Commissie voor de Arbeidsbeurs
H. J. MOLL, Voorzitter.
M. E. VAN MONTFOORT, Secretaris.