No. 1186. 23 December 1921.
Wijziging Stoomwet.
Aan
Zijne Excellentie den Minister van Arbeid
te 's Gravenhage.
Excellentie
De gecombineerde vergadering der Kamers van Koop
handel en Fabrieken in Noord-Brabant gehouden te Breda
op 16 December 1921 heeft de eer zich tot Uwe Excel
lentie te wenden in verband met de wijziging en aanvul
ling van de Stoomwet.
Voorop zij gesteld, dat het 't algemeen gevoelen der
Vergadering was, dat de wijze van uitvoering der Stoom
wet steeds in alle kringen der industrie tot lof aanleiding
heeft gegeven, hetgeen, behalve aan de inrichting van de
Wet is toe te schrijven aan de opvatting daarvan door de
Ambtenaren, met de uitvoering belast. Daarom was het
de meening der Vergadering, dat het toezicht door of
vanwege het Rijk moet voortgezet worden, zooals dit
tot nu toe geschiedde, mits geen overwegende bezwaren,
als gevolg van de wetswijziging zich daartegen gaan
verzetten.
De aandacht der vergadering werd in het bijzonder
gevestigd op dat gedeelte der wetswijziging, dat in de
artikelen 28a t/m k behandelt de betaling der kosten van
het Rijkstoezicht door de Industrie en het was het alge
meen gevoelen der Vergadering, dat deze nieuwe belas
ting, aan de Industrie opgelegd, verkeerd en onrecht
vaardig is.
De Stoomwet toch dient niet in de eerste plaats de
Industrie, maar het algemeen belang. Het Rijkstoezicht
is ingesteld om te zorgen, dat door explosie de veiligheid
van anderen niet in gevaar worde gebracht het eigen
belang der stoomketeleigenaars brengt mede, dat niet dan
in uitzonderingsgevallen hunne ketels gevaar opleveren.
Moge ook in de Memorie van Toelichting erop gewezen
worden, dat ook in andere wetten voor dergelijke be
moeiingen van Rijkswege retributiën worden geëischt,
zoo valt het op, dat slechts ééne wet, de Schepenwet,
genoemd wordt, terwijl het motief dat zulks elders
41
Bijlage D.