2
Aan bijdragen van gemeente-ambtenaren voor eigen pensioen (over
1920) werd ontvangen f 296,57 voor weduwen en weezenpensioen
(over 1920) f 116,51. Voor inkoop van diensttijd als gemeente
ambtenaar f 93,565 Alsvoor, als tijdelijk gemeente-ambtenaar f 474.59.
De door de gemeente vóór 1 October 1913 gepensionneerde ambte
naren droegen bij f 197,86.
Verder is als ontvangst verantwoord
Teruggaaf van gestorte pensioensbijdragen ingevolge
art. 42 der Pensioenwetf 3,05
Teruggaaf van aan 3 gepensionneerde ambtenaren
verstrekte voorschottenf 317,
De uitgaven bedragen
Administratiekosten (hieronder begrepen de vergoeding ad f 300,—
aan den administrateur) f 405,62.
Bij den betaalmeester werd gestort voor ambtenaarspensioen
(ingevolge art. 40 der Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren
1913) f 23.266,12, ingevolge art. 43 (inkoop van tijdelijke diensten)
f 2674,16, ingevolge art. 63 en 64 dierzelfde wet (inkoop van vroegere
diensten) f 1464,14, ingevolge art. 65, 2e lid f 117,87, ingevolge art.
68 dier wet (jaarlijksche vergoeding voor uitgekeerde ambtenaarspen
sioenen) f 13.625,voor weduwen- en weezenpensioen, (ingevolge
art. 27, le lid, sub a, der weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren
1913) f 29.369,97.
Aan vóór 1 October 1913 verleende pensioenen werd betaald een
bedrag van f 10.219,075 (hiertoe behoort een uitgesteld pensioen).
Aan nd 1 October 1913 gepensionneerde gemeente-ambtenaren werd
aanvullingspensioen betaald ten bedrage van f 692.59.
Aan de weduwe van één vóór 1 October 1913 gepensionneerd
ambtenaar, werd pensioen betaald, ten bedrage van f 465.
Aan drie ambtenaren zijn, met machtiging van burgemeester en
wethouders, voorschotten betaald tot het tijdstip, waarop hun Rijks
pensioen zou worden toegekend en onder verplichting, dat door
hen het genotene in de kas van het gemeentelijk pensioenfonds
zoude worden teruggestort. Deze voorschotten bedroegen te zamen
f317,-.
De terugstorting heeft plaats gehad.
A.an verhoogde pensioenen, een en ander volgens raadsbesluit van
21 Oct. 1920 is over 1921 betaald f 11.251.515, hiervoor kwamen in
aanmerking 72 belanghebbenden. Dit bedrag stijgt geleidelijk.
Mede is in uitgaaf gebracht
a. inkoopsom voor pensioen, ingevolge art. IV en V der
wet van 21 Juni 1913, Stbl. no. 303 f 85,54
Het totaal der ontvangsten bedroeg f81.882,685 en dat der uitgaven