19 In deze circulaire werd bepaald, dat geen uitkeeringen aan w erkloozen. gedurende het jaar 1922 mochten worden verstrekt, indien zij wonen in eene gemeente, die niet bereid was aan de door den Minister vastgestelde regeling hare medewerking te verleenen. De gemeenten, welke bereid waren tot medewerking, dragen een derde gedeelte bij in de kosten van het verschil tusschen de ontvangsten en uitgaven van die werkloozen - kassen, welke door den Minister als noodlijdend zijn aangemerkt. Van de 46 vakbonden maakten een 15-tal (gemerkt -j-) gebruik van deze steunverleening, waarvoor de Raad in zijne vergadering van 30 Januari een crediet beschikbaar stelde van f 20,000. In verband met de cijfers, voorkomende op het betrekkelijke overzicht der Werkloosheidsverzekering, bedraagt het gemeentelijk aandeel in deze steunverleening over 1922 f 8776,67. HOOFDSTUK IV. Steunverleening. Naar aanleiding van de circulaire van Z.E. den Minister van Binnen- landsche Zaken dd. 7 December 1921 n°. 2088 S. Afd. A. i.z. onder steuning uitgetrokken en andere werknemers, besloot de Raad dezer gemeente in zijne vergadering van 30 Januari a. tot steunverleening aan de daarvoor in aanmerking komende „uit getrokken" en „dubbel-uitgetrokken" werkloozen; b. de uitvoering daarvan voorloopig op te dragen aan de commissie van advies i.z. Weikloosheidsverzekering en Burgemeester en Wethouders te machtigen, om zoo noodig, de vereischte stappen te doen tot samenstelling van eene afzonderlijke commissie op de wijze als in de vorengenoemde circulaire is aangegeven 5 c. de steunregeling te doen ingaan op 30 Januari en haar te doen voortduren tot en met 29 April, of zooveel korter als de ministe- rieele regeling eventueel buiten werking mocht worden gestelden 1i. te bepalen, dat de regeling vervat in de hierboven aangehaalde circulaire als leidraad zal gelden. In zijne daarop gehouden vergadering van 20 Maart, werd door den Raad beslist, dat deze steunregeling mede zou worden uitgestrekt tot de „reglementair nog niet rechthebbenden" op uitkeering uit de werkloozen- kas, doch alleen voor zoover die werkloozen vóór of op 31 December 1921 lid waren van een gesubsidieerde werkloozenkas, terwijl op 21 October deze steunregeling is stopgezet. Overeenkomstig de voorschriften, vastgelegd in de circulaire van voor noemden Minister, werd in het jaar 1922 uitgekeerd een bedrag van f 13.180.67, in de kosten waarvan door het Rijk is bijgedragen f 690.40, ten behoeve van de werklooze sigarenmakers, daar deze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1922 | | pagina 150