9
aanvraag om dat te mogen doen, adviseerde de Commissie gunstig,
echter tot een beperkt aantal en onder voorwaarden.
De bewoner van perceel Boschstraat 121 klaagde over last
van vuil water afkomstig van het perceel van zijn buurman wonende
Korte Boschstraat 4.
Bij onderzoek was de gegrondheid van de klacht niet vast te
stellen, aangezien toen alles droog was, maar wel te zien, dat
het vochtig geweest was. Vanwege Openbare Werken wordt
de zaak in het oog gehouden.
De bewoner van perceel Nonnenveld 7 klaagde over hinder
van een stortplaats van straat- en huisvuil in den hoek van het
Nonnenveld (Zuidwestzijde) bij den ingang der Kazerne.
De klacht werd gegrond bevonden en besproken met den
Directeur der gemeentereiniging, die mededeelde, dat verplaatsing
van die hulpstortplaats reeds in overweging was.
C. Verontreiniging van de iucht.
De bewoner van perceel Spoorstraat 33 klaagde over hinder
van stank afkomstig van den beerput van zijn buurman.
De gegrondheid der klacht kon bij onderzoek niet worden
vastgesteld.
D. Begraafplaatsen.
Hieromtrent is niets te vermelden.
HOOFDSTUK IV.
V olkshuisvesting.
onderzoek "n c'en 1°°P van het jaar 1921 werd door de Commissie een
plaatselijk onderzoek ingesteld in 18 woningen en erven, ten einde
advies te kunnen verleenen aan den gemeenteraad van Breda
inzake aangevraagde uitzondering op verbod van art. 14 der
bouwverordening. (Zie bijlage I).
Gedurende de jaren 1903 tot en met 1922 werden door de
Commissie onderzocht totaal 1338 woningen, waarvan 181 werden
onbewoonbaar verklaard.