2 Relatief schoolverzuim. Allereerst meenen wij hierbij te moeten wijzen op de belangrijke wijzi gingen, welke de leerplichtwet heeft ondergaan en op 1 Januari 1922 in werking zijn getreden en waardoor ook de taak onzer Commissie in niet 'belangrijke mate werd gewijzigd. Voorheen trad onze Commissie alleen waarschuwend op en eerst dan, wanneer aan eene aanzegging van den arrondissements-schoolopziener om de school geregeld te bezoeken, geen gevolg was gegeven. Verder strekten de bemoeiingen der Commissie niet. Thans ontvangt de Commissie, zoodra verzuim heeft plaats gehad, waarvoor geen verlof is verleend en dat als ongeoorloofd wordt aange merkt, daarvan bericht van den Inspecteur. De Commissie roept den aansprakelijken persoon op, onderzoekt het geval en geeft daarna aan den Inspecteur bericht, of zij het verzuim alsnog gewettigd of verschoonbaar acht, dan wel, of het als ongeoorloofd moet moet worden beschouwd. Zij onderzoekt tevens, wie als de aansprakelijke persoon is aan te merken en geeft daarvan eveneens kennis aan den Inspecteur. Bij volgende ongeoorloofde verzuimen wordt onmiddellijk eene strafrechterlijke vervolging ingesteld. Hieruit blijkt dus, dat de taak der Commissie belangrijk is verzwaard, maar ook, dat ongeoorloofde verzuimen veel spoediger dan eertijds het geval was, voor den strafrechter worden gebracht. Ter zake van dit verzuim werden in het afgeloopen jaar voor onze commissie opgeroepen de aansprakelijke personen voor 171 leerplichtige kinderen. In de vijf voorafgaande jaren bedroegen deze cijfers respectievelijk als volgt: in 1921 128, in 1920 167, in 1919 225, in 1918 248 en in 1917 238. Van de opgeroepen personen verschenen er slechts 79 voor de com missie de ouders van de overige 92 kinderen vonden het blijkbaar niet de moeite waard het schoolverzuim hunner kinderen voor de commissie aannemelijk te maken, ofschoon in de oproeping uitdrukkelijk wordt vermeld, dat bij niet verschijning voor de commissie, het er voor gehouden wordt, dat geene gewettigde of verschoonbare redenen voor het verzuim bestaan. Na verhoor van de aansprakelijke personen en na ingesteld onderzoek, konden wij aan het Rijksschooltoezicht adviseeren, om van de opgegeven verzuimen alsnog 27 gevallen gewettigd of verschoonbaar te verklaren. In al de overige gevallen werden de verzuimen door ons ongeoorloofd geacht. Verdere werkzaamheden. In verband met de wijzigingen van de leerplichtwet, waardoor de werkkring der commissie eene belangrijke verandering onderging, achtten wij het noodig de medewerking van de hoofden van scholen in te roepen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1922 | | pagina 295