8
Uit de hiervoor omschreven verrichtingen blijkt, dat het getal beleende
en geloste panden minder bedraagt dan dat van het vorige jaar, een ver
schijnsel, dat zich in de laatste jaren bij de meeste Banken van leening
voordoet.
Behoefde voorheen van het door de Bank bij de Gemeente opgenomen
kapitaal alleen dan rente betaald te worden, wanneer er winst gemaakt
werd, ingaande 1 Januari 1913 moet, krachtens art. '25 van het Regle
ment, 4 0/o van het ontvangen voorschot worden vergoed. Op 31 Decem
ber 1922 was de Bank aan de Gemeente schuldig f 41500,en moest
aan interest daarvan worden vergoed f 1354,94s.
Bij raadsbesluit van 1 Augustus 1914 werd bepaald, dat over 1914 en
zoolang daarin geene wijziging wordt gebracht ook over de eerst
volgende jaren, door de Bank, overeenkomstig art. 2, 3e lid, der Veror
dening op het beheer van het Gemeentelijk Pensioenfonds, in dat fonds
zal worden gestort f 300,In zijne vergadering van 17 December 1921
besloot de Raad gemeld bedrag te verhoogen tot f 1710,en zulks met
ingang van 1 Januari 1921. Dienovereenkomstig werd uit de fondsen der
Bank een bedrag van f 1710,in gemeld Pensioenfonds gestort.
De rekening der Bank over 1921, bedragende in ontvangst f 05557,495
en in uitgaaf f 63042,59, sluitende alzoo met een kassaldo van f 2514,90s,
alsmede de winst- en verliesrekening over hetzelfde jaar, en de balans,
werden vastgesteld bij besluit van den Raad, d.d. 30 Juni 1922.
De begrooting van ontvangsten en uitgaven voor het dienstjaar 1923,
aanwijzende in ontvangst en uitgaaf f 12300,werd door den Gemeente
raad goedgekeurd in zijne openbare vergadering van '29 en 30 December 1922.
Overeenkomstig ons voorstel werd, bij besluit van Burgemeester en
Wethouders, d d. 22 Maart 1923, toestemming verleend, om een tweetal
posten der begrooting voor het jaar 1922, welke waren overschreden, te
verhoogen met een totaal bedrag van f 210,82s en in verband hiermede
de begrooting te wijzigen.
Ingevolge artikel '2 van het Reglement worden Burgemeester en Wet
houders in het beheer en het toezicht op den dienst der Bank bijgestaan
door eene vaste commissie, overeenkomstig artikel 54, 2e lid, der Ge
meentewet.
In den loop van 1922 kwam in de commissie geene verandering, zoodat
zij op 31 December 1922 was samengesteld uit de volgende heeren
H. J. Moll, Wethouder, Voorzitter.
H. J. H. Hornix.
mevr. J. M. Neve-Reintjes.
C. J. Kluft.
F. F. X. Cerutti, Secretaris.
Het personeel, aan de inrichting verbonden, kweet zich, evenals in
vorige jaren, met ijver van zijne taak.
Directeur der Bank is L. C. A. Smeulders.