Aan den Raad der gemeente Breda.
Aangenaam is mij de gelegenheid, welke mij wederom geboden wordt,
U verslag uit te brengen omtrent onze Boekerij en omtrent ons Archief,
aan mijne zorgen toevertrouwd en onder mijn beheer gesteld.
De Boekerij is in goeden staat. Er werd dit jaar meer gebruik van
gemaakt dan de laatste jarenonder anderen werd ze geraadpleegd door
dr. Enno van Gelder en kon zij hem bij zijn arbeid uitstekende diensten
bewijzen. Een schat van oude werken, vooral op 't gebied van Rechts
geleerdheid, is zij rijk en misschien zou bij meerdere bekendheid daarvan
ook een veelvuldiger gebruik volgen.
Wat het Archief betreft, tot mijn groot genoegen kan ik mededeelen,
dat ik het werk voor een twintigtal jaren begonnen, zoo goed als voltooid
heb. De doop-, trouw- en begrafenis-registers zijn alphabetisch- lexico-
graphisch bewerkt óf zóó ingericht, dat een genealogisch onderzoek in
zeer korten tijd kan worden uitgevoerdhet werk heeft veel moeite,
arbeid en tijd gekost, doch alles wordt ruimschoots vergoed door de
vrucht, die ik er thans van mag oogsten. Immers van de velen, die zich
tot mij wenden, komen de meesten voor genealogische nasporingen mijne
tusschenkomst vragen en wat anders veel tijd zou vragen kan nu in
enkele oogenblikken worden afgedaan.
Ook dit jaar kwamen weer velen mij om inlichtingen vragen, die ik
meestal naar wensch kon verschaffen. Zij, die persoonlijk het Archief
bezochten, konden met mijn hulp aanstonds vinden, wat zij verlangden
anderen, die per brief zich tot mij wendden, stelde ik zoo spoedig
mogelijk tevreden.
Van andere Archieven, Rijks-depóts en van de Universiteitsbibliotheek
te Amsterdam werden mij verschillende stukken en oorkonden toegezonden,
opdat deze te mijnen kantore en onder mijn toezicht door belanghebbenden
konden worden geraadpleegd. De meeste dier handschriften waren bestemd
voor dr. Enno van Gelder, die weer het geheele jaar, des Woensdags
en des Zaterdags, op het Archief zich bevond, om voor zijn werk deze
manuscripten te consulteeren.
Door mij werd ontvangen voor 't Archief, door tusschenkomst van den
Heer Rijks-Archivaris te 's-Bosch, een pakje stukken rakende „Joncker
Jan van Brecht ende nopende 't huys van Brecht". Voorts ontving ik
nog van den Heer Gemeente-Archivaris te Amsterdam eenige stukken
betreffende ter weeskamer van Breda opgebrachte boedels van Jacop Jan