13 particu^crt-n" bewoner van perceel Karrestraat 28a klaagde over hinder van rook en kolendamp, welke van uit de benedenwoning in de bovenwoning doordringt eiken Maandag, waarop in de beneden woning de kachel wordt aangemaakt. De Inspecteur der Bouwpolitie deelde mede, dat de eigenaar van het benedenhuis op grond der Bouwverordening aangeschreven is de schoorsteen te herstellen, hetgeen geschied is. De bewoner van pand Spoorstraat 40 klaagde er over, dat de bewoner van de bovenwoning een kippenhok op het platdak der keuken zoo had geplaatst, dat de toevoer van licht en lucht naar het privaat der benedenwoning werd belemmerd. De Inspecteur van de Bouwpolitie deelde mede, dat de be woner van het bovenhuis het kippenhok zou verplaatsen hetgeen geschied is. De bewoner van pand Nieuwe Haagdijk no. 21 klaagde over ondragelijke stank in het achter- en woonvertrek zijner woning. De Inspecteur der Bouwpolitie deelde mede, dat de hinder zeer waarschijnlijk veroorzaakt wordt door lekkage van onder den vloer gelegen buisleidingen en dat het euvel zoo spoedig mogelijk zou worden hersteld, hetgeen geschied is. De bewoner van pand Mauritsstraat 6 riep de bemiddeling der commissie in ter verkrijging van een betere woning. Reeds 3 jaar was hij verplicht te slapen in een kamer zonder voldoende licht en lucht, terwijl twee zoons zich moesten behelpen met een vochtig waschhok. Uit een, van den Inspecteur der Bouwpolitie ontvangen rap port, bleek, dat de klacht gegrond was, doch spoedig verholpen zou zijn door het vrij komen der bovenwoning, welke eveneens aan klager behoort en door hem dan in gebruik kan worden genomen. De bewoner van pand Tramsingel 10a klaagde er over, dat een familie, wonende op den zolder van dat pand, er een hond op na hield, welke door verontreiniging stank veroorzaakt. De Inspecteur der Bouwpolitie deelde mede, dat op grond van art. 77 der Bouwverordening de zolderbewoner een aanschrijving zal ontvangen. De hond is hierop weg gedaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1923 | | pagina 176