24 BIJLAGE II. Breda, 26 Juli 1923. De Gezondheidscommissie voor de Gemeente Breda Gezien het schrijven van Mevr. J. M. Neve-Reintjes, waarin zij aan Uw College de vraag stelt of Burgemeester en Wet houders van plan zijn, als gevolg van den brief van den betrokken Minister aan de gemeentebesturen, in verband met het inwerking treden op 1 Augustus 1923 van de gewijzigde huurwetten, aan den Raad voorstellen te doen tot onbewoonbaarverklaring der daarvoor in aanmerking komende woningen, opdat de verhuurders dezer minderwaardige woningen niet zullen profiteeren van de vrije huurverhooging van 50 procent boven de huur van 1 Jan. 1916, die volgens de gewijzigde huurwetten billijk werd geacht voor normale en goed onderhouden woningen, heeft de eer U mede te deelen, dat zij daar geen advies over kan uitbrengen. De Commissie meent ter Uwer voorlichting U hare meening te moeten mededeelen over het door den Minister van Arbeid enz., aan de Gemeentebesturen gedane verzoek om vóór 1 Aug. e.k. over te gaan tot onbewoonverklaring van die woningen, welke niet meer in bewoonbaren staat zijn te brengen, ten einde te voorkomen, dat de eigenaren van die woningen gebruik maken van de wijziging der Huurwetten om de huur met 50°/o te verhoogen. De Commissie meent dat, met het oog op de nog steeds heerschende groote woningnood, alles vermeden dient te worden, wat dien nood kan verergeren. Onbewoonbaarverklaring van woningen, waaraan de wettelijke verplichting verbonden is een termijn van ontruiming te bepalen (maximum 6 maanden) zal ongetwijfeld leiden tot vererging van den woningnood, omdat vele eigenaren van die slechte woningen, welke over het algemeen een zeer lage huur opbrengen, niets liever wenschen, dan dat die woningen ontruimd worden, zoodat zij deze voor andere doeleinden als pakhuis, werkplaats, garage enz. kunnen gebruiken, wat hen nu door de Woningnoodwet onmogelijk is gemaakt. Bovendien wijst de Commissie er op, dat het onmogelijk is de betreffende woningen, ongeveer een honderdtal, voor 1 Aug. onbewoonbaar te verklaren,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1923 | | pagina 187