HOOFDSTUK II.
Het Openbaar Onderwijs.
Met den ons welbekenden ijver waren ook in 1923 allen weder bij
het openbaar onderwijs werkzaam. Eene enkele mutatie had plaats,
doordat de heer Th. Potters werd benoemd als Hoofd van eene
school voor Buitengewoon Onderwijs te dezer stede (de St. Rosa-
school i./d. Nieuwstraat) en werd vervangen door den heer H.
Kuijlaars, als tijdelijk hoofd a./d. Openbare School in de Middellaan.
Over gedrag en vlijt der leerlingen kwamen geene bijzondere klach
ten in. En het is nog slechts een wachten op de instelling der Ouder
commissies, om in dezen zoo mogelijk nog gunstiger uitslag te be
reiken.
Niet onverdeeld gunstig was het oordeel der schoolhoofden en
van 't onderwijzend personeel betreffende de vorderingen der leerlin
gen. Men verlieze hierbij niet uit het oog, dat de overplaatsing der
kinderen van de eene school naar de andere nooit bevorderlijk kan
zijn aan goede resultaten bij het onderwijs.
HOOFDSTUK III.
Algemeene Opmerkingen.
Gaarne vermeldt de commissie nog eens in 't bijzonder de oprich
ting der school voor zwakzinnigen in April van dit jaar (de St. Rosa-
school in de Nieuwstraat), welke naar het bevattingsvermogen
der leerlingen in twee afdeelingen is gesplitst. Het hoofd de
heer Potters en ook de Eerwaarde Zuster, die er hulp verleent,
verwachten zeer veel van deze speciale opleiding, wanneer slechts
met het allergrootste geduld en onder aanwending van bijzondere
methoden en leermiddelen wordt gewerkt. Er is al heel wat bereikt
en de heer Potters gaf ons als zijne stellige overtuiging te kennen,
dat van de thans aanwezige leerlingen niet één voor de maatschappij
behoeft te mislukken.
Als het der commissie geoorloofd is naar aanleiding van hare
bevindingen over 1923 en als uitvloeisel van hare besprekingen op
de maandvergaderingen enkele opmerkingen te maken, dan zou
zij op de eerste plaats nogmaals de aandacht van het Gemeente
bestuur willen verzoeken voor de kwestie van het gymnastiekonderwijs.
Eene conferentie van het deskundig lid onzer commissie, den heer
Siegmund, met den heer Burgemeester van Breda, doet gegronde
hoop koesteren, dat althans in 1924 eene proef zal genomen worden.
Het is de wensch der commissie, dat deze zal voeren tot het doen
geven van gymnastiek-onderwijs op alle lagere scholen.... vooral
onder uitstekende leiding.
Voorts vraagt de commissie de belangstelling voor het handwerk
en het vervolg-onderwijs. Waar zij het eerstgenoemde vak beschouwt