19
HOOFDSTUK XII.
Onderwerpen, niet vallende onder een der vorige hoofd
stukken.
De commissie ontving van Burgemeester en Wethouders van
Breda een exemplaar van het jaarverslag der gemeente over 1923.
De commissie ontving van Burgemeester en Wethouders van
Utrecht een afdruk van het verslag, aan den Raad dier gemeente
uitgebracht door de commissie tot het instellen van een
experimenteel en statistisch onderzoek naar de oorzaak' en
de middelen ter bestrijding van de schildklier vergrooting te
Utrecht.
BIJLAGE I.
Vervuiling Bredasche grachten.
Breda, 19 Februari 1924.
Bij schrijven van 19 Januari 1923, nr. 87 heb ik Uw College
een rapport toegezegd over een onderzoek in te stellen naar den
toestand van het water in de Bredasche grachten.
Dit onderzoek heeft in den loop van 1923 eenige malen plaats
gehad, zoowel hj'drobiologisch (door Dr. G. Romijn) als chemrsch.
Afschriften der rapporten zijn als bijlagen bijgevoegd. Zij geven
een beeld van de vervuiling, die in den zomer het hoogtepunt
bereikteen feit dat reeds uit de zintuigelijke waarneming bekend
was. Juist in de zomerdagen wordt vooral aan de singels, zooals
Seeligsingel en Academiesingel over stank zeer geklaagd.
De cijfers op 26 Juli 1923 verkregen doen zien dat het
water geen vrije zuurstof meer bevat, het is in rotting
Het hydro'biologisch onderzoek op 14 Februari 1923 leerde
reeds dat de organismen, die in 't bijzonder in vuil water kunnen
leven, werden aangetroffen, zoowel in den Seeligsingel als bij de
Spoorbrug.
De chemisch verkregen cijfers doen zien, dat het water uit de
Aa of Weerijs zuiverder is dan dat uit de Mark. De laatste
heeft reeds vuil water van Ginneken opgenomen. Toch is de
Mark op het punt waar deze in den Marksingel uitmondt niet als
vervuild te beschouwen. Op de warmste zomerdagen, zooals 26