53 HOOFDSTUK VI. A. Medische politie. Voor hetgeen in 1924 met betrekking tot de volksgezondheid en de volkshuisvesting is verricht, wordt verwezen naar de volgend verslagen, als bijlagen bij dit verslag opgenomen. 1. Verslag van Burgemeester en Wethouders naar aanleiding van art. 58 der Woningwet (Bijlage V). 2. Verslag van de reinigingscommissie (Bijlage V!I). 3. Verslag van het gemeente-ziekenhuis (Bijlage VIII). 4. Verslag van de gemeente-apotheek (Bijlage IX). 5. Verslag van de bevindingen en handelingen der gezondheids commissie (Bijlage X). 6. Verslag en financieel overzicht der hoogdrukwaterleiding. (Bijlage XIII). De verslagen van den keuringsdienst van vee en vleesch en den keuringsdienst voor waren in het keuringsgebied Breda zijn afzon derlijk gedrukt en bij deze diensten verkrijgbaar. Aan het verslag van de werkzaamheden der Naamlooze Vennoot schap Volkshuisvesting ontleenen wij het volgende Op de algemeene vergadering van 9 April 1924 werden her kozen als commissaris de heer W. Temminck en als bestuurslid de heer Mr. J. H. A. Westrik. Gelet op het bedrag der ontvangen huren over 1924, de pos ten van achterstallige huurschuld en de oninbare posten, mag het afgeloopen jaar uit dat oogpunt als gunstig beschouwd worden. Aan huur werd ontvangen f 89050,24, terwijl op I Januari 1925 nog te vorderen was f 553,175 Oninbaar is een bedrag van f 102,85. De onderhoudskosten der woningen bedragen niet meer dan die over het dienstjaar 1923. De huizen verkeeren in goeden staat. Naar verhouding van het aantal woningen bedraagt de huur dit jaar minder dan over 1923. Deze vermindering houdt alleen ver band met de vermindering van de inkomsten der bewoners. In overleg met het Gemeentebestuur van Breda wordt tweemaal per jaar, 1 Februari en 1 Augustus, opnieuw de huur voor alle be woners vastgesteld. Deze huur is gebaseerd op den aanslag in de Rijksinkomstenbelasting van het vorige jaar. Voor bewoners met een maximum van 2 kinderen wordt gevorderd een huur van 1/6 van het inkomen, voor bewoners met 3 en meer kin deren een huur van 1/7 van het inkomen. Gelet op de algemeene verlaging der salarissen zou dus oogen- schijnlijk een gestadige achteruitgang der huurontvangsten moeten plaats hebben echter voor alle woningen met uitzon dering der 3 winkels is een minimum en een maximum huur vastgesteld. Er zal zich meer en meer het geval voordoen, dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1924 | | pagina 55