8
waarvan 9/10 of f 340,29 voor het Rijk en 1/10 of f 37,81 voor de
Gemeente.
Van de met rijksteun gebouwde dubbele noodwoning aan het
Achterom werd het batig saldo voor 1925 vastgesteld op f 425,43
waarvan 9/10 of f 382,89 voor het Rijk en 1/10 of f 42,54 voor de
Gemeente.
Aangezien volgens voorwaarde a. van het Koninklijk besluit van
11 Nov. 1921 no. 69 betreffende den bouw van 2 dubbele nood
woningen met rijkssteun de bewoning dezer woningen moet hebben
opgehouden op 30 Juni 1926, is door Burgemeester en Wethouders
aan den Minister verzocht de termijn van bewoning met 2 jaar te
willen verlengen. Zulks in verband met den nog bestaanden
woningnood.
De op 3 Juli 1924 herbesteede 32 arbeiderswoningen aan het
Dijkje kwamen gereed en werden betrokken in Mei 1925.
Hiermede was het complex woningbouw aan het Dijkje met
rijkssteun gereed en is de eindafrekening aan den Minister toege
zonden met het verzoek het renteverlies en de annuïteit te willen
vaststellen.
Voorziening in den woningnood.
Door de Gemeenteraad werd op 29 September besloten tot het
bouwen van 41 arbeiderswoningen aan de Bloemstraat. Hiertoe
is nog een terrein aangekocht zoodat verbinding is verkregen met
den Tramsingel zonder doorbraak door bestaande woningen.
Bovendien kon door aankoop van dat terrein het aantal wonin
gen, volgens het oorspronkelijk plan 37 stuks, worden uitgebreid
tot 41.
Waar deze woningen geheel zonder rijksbemoeiing worden ge
bouwd zal de exploitatierekening sluitend moeten worden gemaakt.
Op 27 November werd het bouw- en verfwerk van deze wonin
gen aanbesteed en gegund als volgt:
het bouwen aan Gebrs. Struycken te Tilburg voor f 96.500,—,
het verfwerk aan A. van Unen te Breda voor f 2.600,
Het door de Gemeenteraad goedgekeurde voorstel tot het bouwen
van 65 woningen voor sociaal-achterlijken, als bedoeld in de cir
culaire van den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid van 5
Januari 1925 no. 11744 M/P betreffende den bouw van woningen
ter vervanging van op te ruimen krotten en tot voorziening in de
behoefte aan eenvoudige woningen heeft aanvankelijk op bezwaren
gestuit bij den Minister omtrent den kostprijs der woningen, terwijl
ook op grond der bouwverordening van de gemeente Princenhage,
welke verordening was gewijzigd na het indienen van het ontwerp,
hieromtrent bezwaren door die gemeente zijn gemaakt.
Bij schrijven van 6 November 1925 is, in overleg met den Inspec
teur der Volksgezondheid, aan het gemeentebestuur van Princenhage
verzocht om wijziging van de bouwverordening, speciaal voor deze
woningen, waarop tot heden nog geen antwoord is ontvangen.