25 BIJLAGE II. Rapport Krop-onderzoek. In het jaar 1919 heeft een Commissie, ingesteld door Burge meester en Wethouders van Utrecht, een onderzoek ingesteld naar het voorkomen van Krop in de steden Utrecht, Breda en Middelburg. De Gezondheidscommissie voor de gemeente Breda kreeg hiervan eerst kennis door toezending van het uitgebracht rapport, dat in 1924 verscheen. In dat rapport werden voor de gemeente Breda ontstellende cijfers gemeld. Van de leerlingen der middelbare scholen en het Gymnasium, door de Commissie onderzocht, zouden van de jongens 75,3 aan Krop lijden en van de meisjes 94,2 °/o- Deze cijfers kwamen aan de Gezondheidscommissie en in het bijzonder aan hare medische leden te hoog voor, reden, waarom genoemde Commissie zich tot Burgemeester en Wethouders van Breda wendde, met het verzoek, om toestemming en medewerking tot het houden van een nieuw onderzoek. Deze konden zich gaarne vereenigen met dat voornemen. Nadat pogingen, om door de afdeeling Breda van de Nederl. Mij. t.b. der geneeskunst enkele leden te doen aanwijzen, om dat onderzoek mee te maken, niet tot een bevredigend resultaat hadden geleid, verzocht de voorzitter der Gezondheidscommissie aan Dr. F. Reddingius, Chef van het Militair Hospitaal te Breda, en Dr. W. A. H. Gunst, Arts te Breda, hunne medewerking bij het onderzoek te willen verleenen, waartoe zij zich gaarne bereid verklaarden. De Commissie bestond uit bovengenoemde Heeren en uit Dr. H. J. L. Struyken, Voorzitter der Gezondheidscommissie, en F. B. A. M. Hohmann, Secretaris der Commissie en Arts te Breda Het onderzoek werd in den loop der maand Juni 1926 te Breda ingesteld bij de leerlingen van het Gymnasium, de Rijks-Hoogere Burgerschool, het Lyceum en bij de cadetten van het laatste studiejaar. Het onderzoek van laatst genoemden bedoelde na te gaan, welken invloed het verblijf te Breda kan gehad hebben op jongelui, die bij hun komst te Breda gerekend konden worden te zijn vrij van Krop, omdat zij vóór toelating tot de Academie een strenge

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1926 | | pagina 163