33
Van de in totaal 383 Onderzochte leerlingen dronken
Leidingwater van Breda257
Ginneken85
de Provinciale 16
Pompwater23
Diversen2
383
Van de 257 gebruikers van leidingwater van Breda hadden
Krop 64 of 24,1 o/0.
Van de 85 gebruikers van leidingwater van Ginneken, 19 of
22,35
Van de 16 gebruikers van leidingwater van de Provinciale,
2 of 12,5 o/0.
Van pompwater 4 of 1 7,4
Een regenwatergebruiker had struma.
Wanneer we acht slaan op de verhoudingscijfers, betreffende
de Bredasche- en de Ginnekensche waterleiding, dan is het ver
schil gering, n.l. 1.75 ten nadeele van Breda.
De overige cijfers zijn te gering om er eenige conclusie uit te
trekken.
Beschouwing.
Wanneer men de cijfers door onze Commissie gevonden ver
gelijkt met de cijfers, verkregen door de Utrechtsche Commissie,
welke in 1919 in Breda een onderzoek instelde naar het voor
komen van Krop, dan ziet men een zeer opvallend verschil.
Wij vonden, dat van de mannelijke leerlingen 23,3 aan
Krop leden, de Utrechtsche Commissie 75,3 °/o-
Voor de meisjes zijn die cijfers resp. 25,68 °/0 en 94,2 q.
Wij hebben ons afgevraagd, of verandering in de waterwinning
bij de waterleidingen in de periode van 1919 tot 1926 oorzaak
van dat groote verschil kan zijn.
Uit mededeeling, welwillend verstrekt door den Heer
W. K. M. de Kat Directeur der Gemeente Lichtbedrijven en
Waterleiding te Breda bleek, dat in 1923 een diepbron van 90 M.
diepte is aangeboord, waarvan de opbrengst ongeveer V20 van
de geheele productie bedraagt. Bovendien verschilt dit water in
samenstelling weinig van het water der overige bronnen.
Van den Inspecteur van de Volksgezondheid A. H. van de
Veldo te Breda, ontvingen wij de mededeeling, dat voor de