In de vergadering van den Armenraad van 23 Maart 1926 werd onder Voorzitterschap van den Heer Burgemeester van Breda ingevolge K. B. van 20 April 1925 No. 5 de nieuwe Raad geïn stalleerd voor het 4e vierjaarlijksche tijdperk. Bij welke gelegenheid de heer Burgemeester een beschrijving geeft over het wezen en den aard van den Armenraad, vastgelegd in de armenwet van 1912, hieraan vastknoopende eene beschouwing over de werking van den Armenraad. Vervolgens heeft de verkiezing van bestuurs leden en plaatsvervangende bestuursleden plaats. Als bestuursleden worden gekozen de Dames A. E. Scheuer en J. C. M. Strater en de Heeren M. L. Honnerlage Grete, Ch. P. Lefel en W. J. A. Loomans, en als plaatsvervangende bestuursleden de Dames Mevrouw Douairière E. Speyart-van Woerden, Mevrouw S. Swaep- Speijer en de Heeren J. L. M. Asselbergs, H. W. Derks en A. A. Lievegoed. Als Voorzitter van den Armenraad wordt ge kozen de Heer W. J. A. Loomans. In de vergadering van den Armenraad van 20 April wordt de rekening over het jaar 1925 nagezien en in orde bevonden. In de vergadering van den 18 Juni 1926 wordt het concept verslag over 1925 vastgesteld. Tevens wordt in deze vergadering overgegaan tot instelling van een commissie tot onderhoudsplicht en wordt bij stemming uitgemaakt dat de commissie zal bestaan uit de 5 navolgende leden Mevrouw Douairière Baronesse Speyart- van Woerden, Mejuffrouw Scheuer en de Heeren Derks, Honnerlage- Grete en Loomans. Reeds geruimen tijd werd groote behoefte gevoelt aan een dergelijke commissie, omdat velen, die in staat zijn armlastige ouders of kinderen te steunen, waartoe zij wettelijk verplicht zijn, zich aan die verplichting niet storen en alle steun aan hun minder bedeelde bloedverwanten onthouden, terwijl dikwijls armlastigen, welke onderhoudsplichtige familieleden hebben, die hun onder houdsplicht niet zullen vervullen, bang zijn de zaak bij den bevoegden rechter aanhangig te maken en vaak in groote armoede blijven voortleven Het was dan ook begrijpelijk, dat alle leden van den armenraad, na een korte, doch duidelijke uiteenzetting van den voorzitter, dit bestuursvoorstel toejuichten en onverwijld overgingen tot instelling der commissie. De taak der commissie is alle zaken, op onderhoudsplicht be trekking hebbende en die bij haar aanhangig worden gemaakt te behandelen, om te trachten, in den kortst mogelijken tijd, in minnelijk overleg met alle betrokkenen een schikking te treffen, waardoor de arme zoo niet geheel, dan toch grootendeels voor ernstige armoede gevrijwaard is en ruime rekening is gehouden met de draagkracht van elk der onderhoudsplichtigen. Mochten in sommige gevallen door onwilligheid van een of meer der betrokkenen, de pogingen der commissie geen succes hebben, dan eerst zal zij langs gerechtelijken weg de zaak doen beslissen, zoodat dezulken zeer zeker geen voordeel zullen hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1926 | | pagina 311