5
welke ten goede komt aan de door genoemd armbestuur onder
steunde personen. In 1926 bracht deze collecte f 523,97 op.
Mede wordt door gemeld armbestuur bij het voltrekken van
huwelijken een bus in de trouwzaal geplaatst, waarvan de opbrengst
eveneens het Burgerlijk Armbestuur aankomt. In 1926 bracht deze
bus f 128,40.
Artikel 16.
Verdeeling van armengelden heeft niet plaats gehad.
Op 22 Januari 1915 werd door ons ontvangen van het Comité
van Belgische dilettanten de opbrengst van eene gegeven uitvoering
op 16 Januari 1915, ten bedrage van f 528,75, welke gelden zijn
belegd in deposito.
Den 15 October 1915, richtten wij het volgende verzoek tot
Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken
Het Bestuur van den Armenraad te Breda heeft de eer ter
kennismaking van Uwe Excellentie te brengen
dat 22 Januari 1915 ten behoeve der armen is ontvangen een
bedrag van f 528,75, welke som nog zal vermeerderd worden
met f 25,gekweekte rente.
dat de verdeeling daarvan ingevolge artikel 17 van het Konink-
lijk Besluit van 18 Juli 1912, Staatsblad 264, alzoo moet plaats
hebben vóór 1 April 1916,
dat naar bescheiden gevoelen van het Bestuur de som hem
wel wat te gering voorkomt om tot de verdeeling daarvan onder
een 25-tal instellingen over te gaan.
Redenen waarom voormeld bestuur zich tot Uwe Excellentie
wendt met het verzoek de goedkeuring bedoeld in art. 18
van genoemd Koninklijk Besluit wel te willen verleenen totdat
de gelden het door Uwe Excellentie te bepalen bedrag zullen
hebben bereikt
Het Bestuur van den Armenraad,
(get A. F. SMITS, Voorzitter.
(get.) A. DE GROOT, Secretaris.
Hierop ontvingen wij van Zijne Excellentie den Minister van
Binnenlandsche Zaken, bij besluit van 18 November 1915, No. 13853
Afd. V. A. bericht, dat de gevraagde goedkeuring wordt verleend,
met bepaling dat tot de verdeeling der gelden zal behooren te
worden overgegaan, zoodra deze met de gekweekte rente een
bedrag van f 2000,zullen hebben bereikt.
Op 10 Juli 1922 werd door ons ontvangen een schrijven van
B. en W. van Breda, berichtende dat op een aannemingssom,
wegens boete is ingehouden een bedrag van f 72J,welk bedrag
overeenkomstig 51 van het bestek ten bate van de algemeene
armen te Breda moet komen. Welke gelden zijn belegd in deposito
en met het vorig bedrag op 31 December 1926 waren gestegen
tot f 1733,92.