LANDBOUW EN VEETEELT.
76
HOOFDSTUK XI.
Eigenlijke landbouw of veeteelt bestaat in deze gemeente niet.
Men legt zich in hoofdzaak toe op tuinbouw.
In de gemeente bestaan op dit gebied de volgende instellingen
1. De Kring «Breda» van den Nederl. Chr. Boerenbond, waar
onder ressorteert de R. K. Land- en Tuinbouwschool te Teteringen,
van gemeentewege gesubsideerd met f 100,'s jaars
2. de Hoveniersvereeniging Pomona».
3. de R. K. Baroniesche Tuinbouwvereeniging, waaronder res
sorteeren een Centrale Proeftuin voor Noordbrabant en een Veiling
voor tuinbouwproducten.
Aan het verslag omtrent den toestand dier laatstgenoemde instel
ling over 1926 ontleenen wij het volgende
Het jaar 1926 was voor den Nederlandschen tuinbouw in het
algemeen, maar voor den tuinbouw in onze provincie in het
bijzonder, een uiterst slecht jaar. Tengevolge van de slechte weers
gesteldheid vóór en gedurende de bloeiperiode van het zachte
fruit, was de oogst belangrijk minder dan 1/3 van normale jaren
en was bovendien de kwaliteit van het fruit slechter dan nog ooit
is voorgekomen, hetgeen speciaal met het hoofdproduct, de fram
boos, het geval was. Ook de aardbeien waren van dusdanige
zwakte, dat zij het transport naar het buitenland in verschen
toestand niet konden verdragen, waarom vrijwel de geheele oogst
voor de fabrieken in vaten moest worden geslagen. De afzet
ondervond daardoor een belangrijke beperking.
Tengevolge van een en ander waren de prijzen welke in
doorsnee bij een voldoenden oogst redelijk hadden mogen worden
genoemd voor den geringen aanvoer te laag, op sommige
veilingsdagen zelfs niet loonend.
Zwarte bessen, waarvan de oogst ook aanzienlijk kleiner was
dan in normale jaren, brachten een goeden, zelfs hoogen midden-
prijs op hetzelfde mag worden gezegd van de kleine Bredasche
aardbeien (scarlets).
De teelt van erwten en boonen was evenmin loonend het
gewas hiervan was voldoende, maar de prijzen te laag. Wat laatst
genoemd product betreft, hoofdzakelijk een gevolg van de zeer
geringe afname door het buitenland, met name Duitschland.
De teelt van Bredasche spruitjes was in 1926 goed loonend
ofschoon de grootste afnemer, Duitschland, dit jaar ook voor
dit product vrijwel geheel uit de markt bleef, was daarentegen
de afzet naar de binnenlandsche steden in dezelfde verhouding
beter.
De navolgende veilingen werden gehouden