17
ah. i5 b.v. Door Burgemeester en Wethouders werd 47 maal het oordeel
der commissie gevraagd over het al of niet verleenen van uitzon
dering op het verbod van art. 15 der Bouwverordening.
Slechts in drie gevallen week de beslissing van den gemeente
raad af van het advies der commissie.
HOOFDSTUK XII.
Onderwerpen niet vallende onder een der vorige hoofdstukken.
De commissie ontving een circulaire van Gedeputeerde Staten
van Noordbrabant, waarin werd kennis gegeven, dat ingevolge
het Kon. Besluit van 24 Juni 1927, de provincie Noordbrabant,
voor zoover betreft den dienst van het staatstoezicht op de volks
gezondheid, rakende de hygiene van het kind, de tuberculose en
geslachtsziekten-bestrijding, voortaan zal behooren tot het ambts
gebied van de inspectrice van de volksgezondheid, Mej. Ch.
Bader, Arts te Arnhem.
SchodKjc-'id'i't. De commissie ontving van Burgemeester en Wethouders een
ontwerp-verordening, regelende het gemeentelijk geneeskundig
schooltoezicht te Breda, met verzoek om advies.
De commissie deelde mede, dat zij een regeling van het
geneeskundig schooltoezicht te Breda ten zeerste toejuicht.
Zij meent echter, dat die dienst in de ontwerp-verordening te
grootsch is opgezet, zoodat de uitvoering de medewerking van
verscheidene schoolartsen zou vorderen.
Voldoende acht zij geneeskundig onderzoek van alle kinderen
bij toelating tot de school, geregeld toezicht op die kinderen,
die bij het toelatingsonderzoek afwijkingen vertoonden en onder
zoek van kinderen, na aanwijzing door een verpleegster met het
schooltoezicht belast of door het schoolhoofd.
Een kaartsysteem alleen van de kinderen die bij onderzoek
afwijkingen vertoonden, acht zij voldoende.
De commissie acht de regeling in art. 13, waarbij voorge
schreven staat, dat het onderzoek naar omstandigheden ook ge
schiedt in tegenwoordigheid van den klasse-onderwijzer bij jongens,
of de klasse-onderwijzeres bij meisjes, minder goed.
Een verpleegster, belast met Schooltoezicht, zou tegenwoordig
moeten zijn en hulp verleenen.