HOOFDSTUK II. 3 w - l'i Wetten en Verordeningen. Woningwet. Voor wat de uitvoering van de Woningwet, betreft, wordt voor zooveel noodig verwezen naar het verslag bedoeld in art. 58 der Woningwet. Bouwverordening. Bij besluit van den Gemeenteraad d.d. 19 December 1927, goed gekeurd bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noordbrabant d.d. 18 Januari 1928, G. no. 122, werd tot wijziging der Bouwver ordening besloten. Deze wijzigingen zijn in werking getreden den 14 Februari 1928. Zij waren noodzakelijk geworden door de plaats gehad hebbende grenswijziging, waardoor een gedeelte grondge bied onder de gemeente Breda kwam te ressorteeren, dat voor het grootste gedeelte onbebouwd is, doch in de toekomst voor bebou wing in aanmerking komt. Om te voorkomen, dat gebouwen worden opgericht aan al of niet bestaande wegen, die geen gemeente-eigendom zijn en niet van een behoorlijke verharding er rioleering zijn of zullen worden voorzien, was het noodzakelijk daartoe strekkende maatregelen te treffen. Om het ontstaan van particuliere straten te voorkomen, werd vastgesteld een artikel 12bis dat het bouwen aan bestaande of nieuw aan te leggen straten of wegen, die geen gemeente- of rijks eigendom zijn en niet van een behoorlijke verharding en rioleering zijn of zullen worden voorzien, belet. Voorts werd ingelasclit een nieuw Hoofdstuk Vla behelzende een artikel (95bis) waarin opgenomen de verplichting tot een goed onderhoud door den betrokken eigenaar van wegen, straten, enz., die. met gedoogen van den rechthebbende voor het publiek ver keer openstaan. Door bovenbedoelde wijzigingen konden de artikelen 17 t)m 20 van de bestaande Bouwverordening vervallen, waardoor tevens nog eenige andere artikelen ondergeschikte wijzigingen onder gingen. Tevens werd van de gelegenheid gebruik gemaakt, de redactie van de z.g. welstandsbepaling te herzien. Deze luidt thans „De „plaatsing en het uiterlijk van gebouwen en van terreinafschei- „dingen als hekken, muren en dergelijke moeten zoodanig zijn,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1928 | | pagina 143