4 van het Lager Onderwijs, om te willen overwegen, of maatregelen te treffen zijn, waarbij alleen aan het begin van elk schooljaar nieuwe leerlingen behoudens omstandigheden (verhuizing) worden aangenomen. Ook kwam van diezelfde zijde de meening, dat eene meer uniforme regeling der vacanties ten goede zou komen aan een rustiger gang van zaken. Van de school aan de Keizerstraat kwam het bericht, dat het leerlingental zich in 1930 nog eenigszins had uitgebreid, hoewel het reeds vrijwel het maximum had bereikt, dat het gebouw der school kan bergen. De Ouder-commissie blijft aan genoemde school met succès be staan. Op een ouder-avond werd namens alle ouders aan het hoofd der school een projectie-lantaarn ten behoeve van het onderwijs aangeboden. Van de Openbare M.U.L.O.-school slaagden 10 candidaten voor het eind-examen, terwijl één leerling met goed gevolg examen aflegde voor de Zeevaartschool te Amsterdam. Dan is het thans de taak der commissie het woord in te lossen, dat zij gaf in het vorig verslagjaar. Toen hebben we n.l. gecon stateerd, dat het minder-goed geoutilleerd zijn der O. L.-Scholen oorzaak was, dat deze op de school aan de Keizerstraat na den toets der vergelijking met de bijzondere scholen niet kunnen doorstaan. Met welke scholen wij hebben vergeleken, vraagt het College van B. en W. in een naschrift van ons vorig jaarverslag. Het antwoord hierop luidt: „Wij hebben de bedoelde gemeen telijke scholen vergeleken met het meerendeel der vele scholen, die in de laatste tien jaren in deze gemeent zijn bijgebouwd. Eene andere vraag van het college is: „waarin het gebrek aan outillige bestaat." Om dit punt in het jaarverslag van thans geargumenteerd te kunnen beantwoorden, heeft nogmaals een grondig onderzoek plaats gehad van drie der scholen voor O. L. Onderwijs in deze gemeente (n.l. die aan de Boschstraat, Middel laan en Ginnekenstraat) e.w. door eene sub-commissie, daartoe uit onze commissie door de leden zelf aangewezen. Door dit drietal is daarna in de commissie-vergaderingen verslag van dat onder zoek uitgebracht. Vervolgens werd na ampele bespreking de uitslag van die bevindingen als volgt vastgelegd: De algemeene indruk der genoemde gebouwen is, dat ze alle drie verouderd zijn, en dat van de Boschstraat nog wel het meest. De gangen zijn hier zeer smal en waarlijk onvoldoende ruim, als hier in eene bepaalde omstandigheid zeer vlug en ordelijk verlaten der school noodig zou blijken. Houten trappen doen eveneens angstig aan, als men aan brandgevaar denkt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1930 | | pagina 362