8
HOOFDSTUK IV.
Van de commissie van toezicht.
In dit verslagjaar leed de commissie van toezicht op het L. O.
wederom verliezen. De heer dr. W. Gunst kon niet herkozen
worden volgens art. 2, 4e lid der verordening, waardoor de com
missie een medicus met ware belangstelling voor het kind uit
hare gelederen zag vertrekken.
Verder was aan de beurt van aftreden de heer ds. F. J. J.
Loeff, die, wegens vertrek naar elders, zich niet meer beschik
baar stelde. Dit heengaan was een slag voor de commissie. Van
het ontstaan dezer commissie af, d.w.z. ruim negen jaar, was
de heer Loeff onze volijverige voorzitter, dien we zeer stellig
sterk zullen missen. Het is ons een genoegen, van deze plaats
af hem hulde te brengen voor de waardige, bekwame, onpartijdige
en aangename wijze, waarop hij steeds de vergaderingen heeft
geleid; hem te danken uit naam van het kind, dat hem zoo ter
harte ging; en hem daarginds nog lange jaren van welverdiende
rust toe te wenschen.
De heer P. de Groot, eveneens aan de beurt van aftreding,
werd door Uwen Raad herbenoemd.
In 1930 werden door onze commissie gehouden 7 vergaderingen.
Er waren twee sub-commissies gevormd: die voor 't onderzoek
naar den toestand der O. L. S., waarvan het resultaat in het
desbetreffende hoofdstuk is vermeld; en die voor de aansluiting
van het L.O. bij het M.O. Deze hield enkele bijeenkomsten en
verzekerde zich van de medewerking der bh. rectoren en direc
teur der inrichtingen van M.O. te dezer stede. Zij kwam echter
nog niet tot resultaat, hetgeen gezien het zeer lastige vraag
stuk, waarvan de oplossing gezocht wordt niet te verwon
deren is.
Verscheidene andere onderwerpen hadden nog de aandacht
aandacht der commissie, waarvan we noemen: a. het gymnastiek
onderwijs; b. het tuchtprobleem met als belangrijke vraag: waar ligt
de grens, wat betreft de strafbevoegdheid van den onderwijzer;
c. de praktijk der ouder-commissies; d. de zangstudie in verband
met eene demonstratie der methode Ward, door enkele der leden
bijgewoond.
Bij de opening der school voor B. L. O. a. d. Weerijssingel,
op 4 Januari 1930, kon jammer genoeg geen der leden
de commissie vertegenwoordigen, waarom aan het Bestuur dier
inrichting een belangstellend schrijven werd gericht.