81
Aan besturen van bijzondere scholen werd in 1930 uitgekeerd:
a. een vergoeding ex art. 100 der wet op het L.-O. 1920 (jaar
wedden van overcomplete onderwijzers) bedragend nihil; b. een
vergoeding ex art. 101 (kosten van instandhouding) van
ƒ78.116,98; c. een vergoeding ex art. 205 (geschatte waarde ge
bouwen) van 56.656,48; d. een vergoeding ex art. 84 (kosten van
schoollokalen) bedragend 2.153.84,
Aan 58 personen, die hun voornemen hadden te kennen gegeven
werkzaam te zijn bij het bijzonder onderwijs, zijn bewijzen verstrekt,
bedoeld bij letter C van art. 107 der Lager-onderwijswet 1920.
II. Vervolg-, Zondags- en Bewaarscholen.
A. Vervolgonderwijs.
Zooals ook reeds in vorige verslagen werd vermeld, is de ver
ordening tot regeling van het vervolgonderwijs bij raadsbesluit van
26 Juni 1923 ingetrokken met ingang van 1 Juli d.a.v.
B. Zondagsscholen.
Zeven zoodanige scholen zijn alhier gevestigd, te weten:
a. een voor jongens genaamd „Matthias Jacobus", en een voor
meisjes, genaamd „Laat de kinderen tot mij komen", beide
van den Nederduitsch-Hervormden godsdienst;
b. een Vrijzinnig-Protestantsche Zondagsschool, genaamd
„Liefde is Macht";
c. een Gereformeerde Zondagsschool, genaamd „Het Mosterd
zaad";
d. drie van den Roomsch-Katholieken godsdienst, zijnde:
een voor jongens in de parochie van de H. Barbara;
een voor jongens en een voor meisjes in de parochie van
de H. Anna.
In de patronaten der verschillende R.K. Parochiën wordt gezorgd
voor de verdere godsdienstige, zedelijke en maatschappelijke ont
wikkeling der schoolvrije jeugd.
iC. Bewaarscholen.
Ten aanzien dezer scholen worden medegedeeld de opgaven
vervat in den volgenden staat: