schouwing over huidziekten, toegelicht met talrijke lantaarnplaatjes.
Van deze vergadering, welke plaats had op 1 1 September jl.
te Baarn, volgt hieronder een uitvoerig verslag overgenomen uit
't Tijdschrift „Sociale Hygiëne" van Sept. 1931.
„Is het noodig Rijks- of Gemeentevoorschriften vast te stellen
waarin zijn omschreven de hygiënische eischen, waaraan kappers-
bedrijven in de toekomst zullen moeten voldoen".
Alvorens den praeadviseur, Dr. v. d. Bergh, vragen worden
gesteld, leest deze zijn conclusies in het praeadvies opgenomen,
voor en vestigt nogmaals de aandacht op art. 1 35 der Gemeentewet,
dat den Raad de bevoegdheid geeft om verordeningen te maken
in het belang van de gezondheid.
Waar een voorziening van rijkswege in deze materie met het
oog op haar bezwaarlijke handhaving niet tot het gewenschte
resultaat zal voeren, biedt dit art. 135 der Gemeentewet ons
de behulpzame hand.
Dr. Ribbius toont aan, dat de kwestie in het praeadvies
gesteld, reeds eerder de aandacht van belanghebbenden en
autoriteiten heeft gehad. Immers inspecteur Woltering zou een
jaar of 25 geleden reeds in een kapperswinkel een aanplakbiljet
hebben gezien, waarop de kapper de voorwaarden had laten
drukken, waaraan een bedrijf als het zijne volgens zijn meening
zou moeten voldoen. De bovengenoemde inspecteur vestigde
toentertijd de aandacht van de Gezondheidscommissies op dezen
„verlichten kapper" hetgeen tengevolge had, dat zijn voorbeeld
door deze commissies werd gepropageerd in woord en daad.
Een tiental jaren later was geen spoor meer te bekennen van
eenig plakkaat. De spreker dringt aan op het hernieuwen der actie.
Mevrouw de Vries-Bruins deelt mede, dat de afdeeling den
Haag haar gedachten over dit onderwerp reeds een 4-tal jaren
geleden het gaan, vooral ook, omdat zij het brandgevaar in de
damessalons lang niet denkbeeldig vond. Een schrijven toentertijd
aan B. en W. gericht om in de Bouw- en Woonverordening
bepaalde voorschriften in verband hiermede, op tenemen, mocht
dit College niet van de dringende noodzaak overtuigen Spreekster
laat zich hierdoor niet ontmoedigen en verzoekt de vergadering
eventueel ook op het brandgevaar de aandacht te willen vestigen.
20