Prof. Baart de La Faille merkt in aansluiting met Dr. Ribbius op, dat in 1904 door de Drs. Onnen en Broers in Utrecht een enquête is ingesteld over de hygiëne van de kappersbe- drijven, waardoor zij tot de conclusie kwamen, dat er inderdaad een groot gevaar voor besmetting bestond. Men heeft toen ook in Utrecht waarschuwende plakkaten opgehangen o.a. onderteekend door wijlen Prof. Eykman. Dr. Josephus Jitta onderstreept, dat Amsterdam niet achter bleef, daar men in deze stad al 30 jaar geleden een geschrift bij de kappers deponeerde, hetwelk vooral op het voordeel van goed desinfecteeren wees. Dr. v. d. Heide kon mededeelen, dat in Maastricht sinds 1919 een Gemeenteverordening bestaat, die het desinfecteeren aan kappers oplegt. Vervolgens laat Dr. van Vonno, aan de hand van projecties, enkele infecties zien, die men zooal bij kappers kan oploopen, als trichophytie (welke in den laatsten tijd toeneemt), sycosis vulgaris, krentenbaard, luizenhoofd, roos, alopecia areata, welke laatste infectie vooral bij vrouwen zich uitbreidt. De besmetting met syphilis buiten geslachtsgemeenschap tracht men in Duitschland te beperken door hen strafbaar te stellen, die deze besmetting mogelijk maken. De vergadering voelt de bezwaren van den praeadviseur mee en besluit de aandacht der onderscheiden gemeenten op dit onderwerp te vestigen. De Gezondheidsraad zal op de hoogte worden gesteld van de bevindingen der commissie. De voorzitter van den Gezondheidsraad Dr. Josephus Jitta nam op deze vergadering het besluit eene commissie voor 't geheele land in het leven te roepen en maatregelen voor te stellen, welke mogen leiden om verbetering te brengen in dezen toestand. In de vergadering der commissie van Oct. j 1. werd door de leden Dr. A. J. v. d. Bergh en Dr. F. C. M. Hofman, het voorstel aanvaard een concept op te stellen voor bovenbedoelde maat regelen, ten einde deze zoo spoedig mogelijk aan den voorzitter van den Gezondheidsraad toe te zenden. Als derde lid dezer commissie werd daarvoor aangezocht 21

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1931 | | pagina 194