Ten aanzien van de keuring kunnen 2 soorten beschouwingen worden gegeven: 1°. over het daaraan verbonden werk; 2°. over de afwijkingen uit een oogpunt van ziekte. 1°. De keuringsweikzaamheden. Gewone slachtingen. Deze vertconen vrijwel elke week sterke wisselingen. 's Maandags en 's Woensdags wordt, zoowel in het slachthuis als in de buitengemeenten, zóóveel geslacht, dat het personeel dan zeer intensief bezet is met dringende bezigheden. Dank zij de stichting van de slagerscoöperatie verloopt de keuring op die dagen op het slachthuis iets geleidelijker. De keuring wint daar door aan waarde, terwijl er niet zooveel personeel noodig is voor topuren, zooals anders onvermijdelijk zou zijn. Zoowel in de buitengemeenten als in het slachthuis heeft men ongeveer 14 dagen voor Paschen een slapte in het slachten en een week voor Paschen een ontzaglijke opeenhooping van het aantal slachtingen. Het jaar 1932 heeft, wat de verdeeling der slachtingen betreft, al een bijzonder merkwaardig verloop gehad door de inwerkingtreding der Varkenscrisiswet, die o.m. inhoudt, dat het keurpersoneel alle geslachte varkens na de keuring moet wegen en dan van de slagers 0.09 per K.G. geslacht gewicht (met aftrek van 2 moet ontvangen, welk bedrag later met de administratie moet worden verrekend. Behalve een vermeerdering van werkzaamheden heeft dit een wijziging in de aantallen dieren tot gevolg gehad; een verschijn sel, dat op een demonstratieve wijze duidelijk werd door de gra fische administratie. Het bestond daarin, dat het aantal varkens de week voor 15 Aug. scherp omhoog liep, om daarna sterk te verminderen. Eerst zeer geleidelijk heeft dit aantal zich hersteld. Inmiddels moest het minder geconsumeerde varkensvleesch ver vangen worden door ander vleesch. En inderdaad is het aantal te keuren runderen veel grooter geworden. Aangezien het keuren van runderen meer werk geeft dan dat van varkens, wegens het grooter aantal ziekelijke afwijkingen, beteekende deze verande ring ook een verzwaring van de keuringswerkzaamheden. Uitponders. Slechts in één der tot dezen kring behoorende gemeenten werd ,,uitgepond", d.w.z. geslacht in woonhuizen of boerenschuren, het geen zeer onhygiënisch is. Speciaal geschiedde dit in Januari en Februari, langzaam afnemend tot in Mei toe. In dezen zomer is gebleken, dat het argument: „Uitponden is noodig om de veehou ders nog iets te laten verdienen" van geen enkele waarde is. Nimmer nog zijn de varkensprijzen zóó laag geweest: in deze periode van laagte-record is geen enkel varken voor het uitponden geslacht! In October begon het uitponden opnieuw in bovenbedoelde ge meente, hoewel vrij bescheiden. Een ernstiger vorm nam het in een andere gemeente aan. 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1932 | | pagina 426