44
HOOFDSTUK VIII.
V olkshuisvesting.
Hieromtrent verwijzen wij naar het verslag Volkshuisvesting
(bijlage IV) en de afdeeling „Bouw- en Woningtoezicht" van het
verslag Openbare Werken (bijlage II).
Aan het verslag van de werkzaamheden der N.V. Volkshuis-
vesting'' over het jaar 1932 ontleenen wij het volgende:
„In December 1932 werd aan B. en \V. van Breda vergunning
gevraagd tot het benutten van 2500,uit het reservefonds voor
den aanbouw van een aardappelpakhuis op het terrein bekend
staande als „het Canon Dit pakhuis is bestemd om te worden
verhuurd aan een bewoner van een onzer winkelhuizen aan het
Oranje-Nassauplein. In afwachting van een definitieve beslissing
ter zake door den Minister van Binnenlandsche Zaken kan voors
hands nog niet tot den aanbouw worden overgegaan.
Het aantal verhuurde huizen, pakhuizen en stallingen was op
31 December 1932 414, waarvan 402 werden gebouwd mèt Rijks-
steun en 12 zónder dien steun.
De onderhoudskosten voor 1932 zijn aanmerkelijk hooger dan
het bedrag, dat daarvoor jaarlijks is toegestaan 35,per
woning), hetgeen tengevolge heeft gehad, dat het resteerend be
drag van het reservefonds voor onderhoud en herstel, groot 600,80,
mede is verbruikt en genoemd reservefonds aldus is uitgeput. De
hooge onderhoudskosten moeten o.m. worden toegeschreven aan
het treffen van hoogst noodzakelijke voorzieningen aan de wonin
gen en aan het feit, dat de kosten voor werkzaamheden der ge
meente-reiniging op last van B. en W. ten laste van den post
„Onderhoud" werden gebracht.
Aan huur werd ontvangen 109.204,43^, terwijl nog te vor
deren is 2.791,93. Oninbaar is een bedrag van 418,
Ook dit jaar werd wederom groote moeilijkheid ondervonden
bij de toepassing van het bestaande stelsel van huurbepaling, het
welk, gelijk bekend, gegrond is op het inkomen der bewoners, zoo
als dit is aangegeven op hun laatst ontvangen belastingbiljet en
waarbij dus nog geen rekening kon worden gehouden met hun
oogenblikkelijke financieele draagkracht in deze tijden van zeer
verminderde inkomsten en werkloosheid. Het gevolg hiervan was:
het meermalen voor langeren tijd leegkomen van de duurdere wonin
gen 6,per week en daarboven); het oploopen van de huur
schulden, ook bij bewoners, die gedurende tal van jaren als zeer
goede betalers bekend stonden; groote ontevredenheid van de be
trokken huurders. Bij de oplossing van deze moeilijkheden werd uit
utiliteitsoverwegingen er veelal genoegen mede genomen, indien
althans de vastgestelde minimum huren werden opgebracht.
In Februari 1932 richtte de N.V. Machinefabriek „Breda" aan
ons het verzoek om de met onze N.V. voor den tijd van 50 jaren
gesloten overeenkomst d.d. 8 September 1921 te mogen verbreken