Volkshuisvesting en Bouwverordening.
17
patiënten, die in Arnhem willen gaan wonen, gezegd wordt, dat
zij zich niet in de buurt der Kunstzijdefabriek moeten vestigen.
Wij zijn stil gehouden door de illusie, dat het beter zou worden,
maar het wordt steeds erger. Het eenige zal zijn Arnhem te ver
laten vrees ik.
U dankend voor de plaatsing."
EEN ABONNé.
G. Begraafplaatsen.
Hiervan niets te vermelden.
HOOFDSTUK IV.
De Commissie gaf advies aan Burgemeester en Wethouders:
a. Tot onbewoonbaarverklaring van 24 woningen op grond van
art. 25 der Woningwet.
b. tot het aanbrengen van verbeteringen op grond van art. 21 en
23 der Woningwet voor 9 woningen.
Ter toelichting ad b. diene:
Op advies der Gezondheidscommissie besloot de Raad der
Gemeente Breda op 16 Maart 1932 tot onbewoonbaarverklaring
der woningen Bredascheweg 96, 98, 100, 102, 104, 106, 108,
110 en 112.
Na vernietiging van dit besluit door Ged. Staten v. Noord-
Brabant, besloot de commissie als oplossing voor dit geval aan
B. en W. te adviseeren den eigenaar aan te schrijven op grond
der Woningwet tot het aanbrengen van deugdelijke verbeteringen,
teneinde deze perceelen zooveel mogelijk in bewoonbaren staat
te brengen. Zij was de meening toegedaan, dat van een beroep
op de Kroon tot vernietiging van de beslissing van Ged. Staten
geen succes was te verwachten, omdat verwacht werd, dat het
advies van den Inspecteur van de Volksgezondheid te Den Bosch,
waarop het besluit van Ged. Staten berustte, zoude worden ge
volgd.
Het besluit van Ged. Staten luidde als volgt:
.Beschikkende op het tijdig ingestelde beroep van L. v. Steen
te Princenhage tegen het besluit van den Raad der Gemeente
Breda van 16 Maart 1932 tot onbewoonbaarverklaring der hem
toebehoorende woningen gelegen aan den Bredascheweg nrs. 96,
98, 100, 102, 104, 106, 108, 110 en 112 te Breda:
Overwegende, dat de Raad der Gemeente Breda, bij voor
schreven besluit de onbewoonbaarverklaring der woningen heeft