18 uitgesproken op grond, dat de woningen in zoodanigen slechten toestand verkeeren, dat zij ongeschikt zijn ter bewoning en niet door het aanbrengen van verbeteringen in bewoonbaren staat zijn te brengen; dat de ongeschiktheid ter bewoning, blijkens de door het ge meentebestuur van Breda overgelegde lijsten van gebreken, be treffende voormelde woningen, is aangenomen in hoofdzaak wegens de volgende gebreken: a. de woningen hebben geen gootsteen, geen vuilwaterputje; het huis en hemelwater is niet aangesloten op het gemeenteriool; b. de privaten hebben geen verbinding met de buitenlucht; c. er is geen open ruimte achter de woningen; d. de buitenmuren zijn zeer vochtig, de binnenmuren scheuren; e. de bestratingen voor de woningen hebben geen afwatering en verkeeren in slechten toestand; f. de woningen zijn niet afgescheiden van de belendende wonin gen door een brandmuur en zijn vanuit andere woningen bereikbaar; g. de verdiepingsbalklagen, waarboven slaapkamers, zijn aan de overzijde niet bepleisterd; Overwegende, dat appellant tegen de onbewoonbaarverklaring der woningen in beroep komt op grond, dat hij bereid is bedoelde woningen welke ongeveer 7 jaren geleden zijn gebouwd met volledige goedkeuring van het gemeentebestuur van Princenhage, binnen welke de woningen destijds gelegen waren alsnog in bewoonbaren staat te brengen, door het aanbrengen van alle ge- wenschte verbeteringen, met uitzondering van het aanbrengen van een open ruimte achter de woningen, omdat dit practisch niet uitvoerbaar is; dat het gemeentebestuur van Breda hiertegen heeft aangevoerd, dat naar zijne meening de opgesomde gebreken van zoodanigen aard zijn, dat herstelling practisch op nieuwbouw zou neerkomen, terwijl aan de woningen bovendien nog de volgende bezwaren kleven; a. de woningen zijn niet voorzien van een waterleiding; b. de woningen zijn niet gelegen aan de openbare straat en alleen voor de bewoners daarvan bereikbaar, aangezien de eigenaren der belendende terreinen het verkeer over hun grond niet toestaan; Overwegende, dat uit een door den betrokken Inspecteur van de Volksgezondheid ingesteld onderzoek is komen vast te staan, dat de woningen, op ééne na bestaan uit een ruim woonvertrek op den beganen grond, en twee ruime slaapkamers op de ver dieping; dat deze vertrekken van beweegbare ijzeren ramen van voldoende oppervlakte zijn voorzien, met uitzondering van een slaapkamer van de woning nr. 98, welke slechts één vast raam

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1933 | | pagina 180