beteekenis van den Armenraad is: een „centrale" te zijn en te helpen bij het juiste beoefenen van liefdadigheid. Wel zijn er nog enkele Instellingen, waarvan maar zelden gegevens worden ontvangen en die bijna nooit informaties aanvragen: wij vertrouwen en zullen alle moeite in het werk stellen, ook deze van het feit te doordringen: dat de Armenraad hun „centrale vraagbaak" is. Wanneer wij echter terugzien op vroegere jaren, dan mogen wij tevreden zijn; vooral in het afgeloopen jaar vertoonde de medewerking der instellingen een aanmerkelijken vooruitgang en wij kunnen dan ook niet nalaten die Instellingen langs dezen weg onzen dank te betuigen. HOOFDSTUK IV. Mededeelingen aangaande de Commissie voor de onderhoudsplicht. Door de Commissie werden 5 vergaderingen gehouden, n.l. 3 gewone vergaderingen op 25 Maart, 7 Mei en op 25 Juni en 2 gecombineerde vergaderingen, met het Bestuur van den Armenraad, op 25 Mei en op 4 October. In deze vergaderingen werden niet zooveel gevallen behandeld als in het vorige jaar; bijna alle nieuwe gevallen, hoewel dikwijls na veel moeite, konden in der minne met de betrokkenen en belang hebbenden worden geregeld en door den Secretaris worden af gedaan. Betalingen als Onderhoudsplicht" In 1930 472 betalingen tot een bedrag van 1931 2181 1932 2667 1933 2933 1934 3639 894,34 3626,84 5756,68 6195,68 7421,99 Hoewel ook vele gevallen door het Dagelijksch Bestuur (Voor zitter en Secretaris) konden worden afgedaan tot voldoening van beide partijen, moesten toch enkele menschen worden verwezen naar de Consultatiekamer. Dit waren steeds gevallen van uitgesproken onwil of door een bijzondere combinatie van omstandigheden door ons niet tot een goed eind gebracht konden worden. Bij het behan delen dezer zaken door de Consultatiekamer werd door de betrokken advocaten zeer dikwijls gebruik gemaakt van de bij den Armenraad over deze gevallen berustende dossiers. Bij eenige gevallen hebben wij zonder rechtstreeks de menschen te verwijzen naar de Consultatiekamer, de hulp mogen ontvangen van eenige advocaten te dezer stede, waarvoor wij hen bij dezen dank. zeggen. Zooals boven vermeld zijn de bijdragen in hec levensonderhoud van Ouden van Dagen sinds 1930 gestegen van j 900,— per

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1934 | | pagina 287