woonden, bedroeg 37; het aantal in Princenhage gevestigde afdee-
lingen 7.
Uitgekeerd werd een totaal bedrag van 17844,86; dit beteekent
een belangrijke daling ten opzichte van het voorafgaande jaar, n.l.
7024,44. Deze daling omvat vrijwel alle belangrijke bedrijfgroe-
pen. Aangezien de werkloosheid in het verslagjaar echter omvang
rijker was dan in het voorafgaande jaar, laat deze daling derhalve
geen hoopvolle conclusie toe maar komt de scherpte van de regle
mentswijzigingen, reeds in het verslag voor de gemeente Breda be
sproken, hier wel op bijzondere wijze tot uiting.
Het normaal subsidie bedroeg 4300, het extra-subsidie
2700,—, welke bedragen ten laste der gemeente komen. Het aan
tal malen, dat uitkeering wegens onrechtmatigheid in de werk-
loozenkas moest worden teruggestort, is 19 en daardoor 8 minder
dan in 1933. Inderdaad een verheugend verschijnsel.
In een geval werd door Burgemeester en Wethouders bezwaar
gemaakt tegen een uitkeering aan een lid van den Ned. R. K.
Metaalbewerkersbond wegens overschrijding der uitkeering van
70 van het loon (gemiddelde dagelijksche verdienste). Het be
roep door het Hoofdbestuur ingesteld, werd door den Minister
verworpen, zoodat het teruggevorderde bedrag 5,28) in de werk-
loozenkas werd teruggestort.
Ook hier zijn geldend de algemeene opmerkingen in het verslag
voor de gemeente Breda opgenomen.
Nog wordt de aandacht gevraagd voor bijlage XI.
HULP BIJ VERPLAATSING VAN ARBEIDERS.
Aan arbeiders, die werk vonden buiten de gemeente Breda, werd
vanwege deze gemeente een vergoeding van reiskosten verstrekt
of werd gedurende 3 tot 6 maanden een week- of maandkaart ver
goed. Uitbetaald werd op dezen post 477,25, waarin het Rijk,
ingevolge eene regeling, waartoe de gemeente Breda is toege
treden, met 228,51 subsidieerde.
VERRICHTEN VAN ARBEID DOOR VREEMDELINGEN.
Bij Koninklijk Besluit van 14 September 1934 werd van toepas
sing verklaard de Wet van 16 Mei 1934 S. 257 tot regeling van
het verrichten van arbeid door vreemdelingen. De werkgevers in
een aantal met name genoemde bedrijven mochten geen arbeid
door vreemdelingen laten verrichten zonder schriftelijke vergun
ning van den Directeur van den Rijksdienst der Werkloosheids
verzekering en Arbeidsbemiddeling te 's Gravenhage. Voor werk
gevers die op 17 September 1934 vreemdelingen in hun dienst
20