3 Voor het eerste toelatingsexamen in Juli hadden zich opgegeven 35 candidaten voor klasse I: 18 m. en 17 vr., waarvan werden toegelaten 11 m. en 7 vr. Van deze geslaagden is 1 vr. in September niet op het Gymnasium gekomen wegens verhuizing der ouders en 1 m. niet, daar zijn ouders bij nadere overweging besloten hem naar de H.B.S. te zenden. Voor klasse II meldde zich 1 vr. can didate aan; zij werd toegelaten, voorloopig als toehoorderesse onder toezegging van leerlingschap na de Kerstvacantie, mits dan eenige tekorten zouden zijn ingehaald. De nieuwe cursus begon met 38 m. en 43 vr. leerlingen, be nevens 1 m. en 1 vr. toehoorder(es). De m. toehoorder was een der hierboven onder de bevorderden vermelden, wien aangezien het hem opgelegde herexamen niet geheel bevredigend was uit gevallen toegestaan werd om voorloopig als toehoorder in de lilde klasse plaats te nemen onder beding, dat zekere tekorten voor de Kerstvacantie ingehaald moesten zijn, aan welken eisch voldaan is. De verdeeling der leerlingen en toehoorders over de klassen was in September als volgt: Klasse I 14 mannelijke en 8 vrouwelijke, te zamen 22 leerl. 77 11 6 77 1» 10 16 1 I» 77 1 toehoorder(es) te z. 17 III 2 77 77 11 te zamen 13 leerl. 7) IV 9 77 77 7 16 77 V 4 77 77 5 9 77 >7 u 77 77 VI 3 77 7? 2 77 77 77 De lessen in het Hebreeuwsch volgden vanaf September 3 vr. leerlingen der Vde klasse en 1 m. en 1 vr. leerling der Vide. De beide toehoorders in klasse II werden, na aan de daarvoor gestelde eischen te hebben voldaan, na de Kerstvacantie leerling. Leeraren. De tijdelijke aanstelling als leeraar in de Hebreeuwsche taal van Dr. H. J. Toxopeüs werd met 1 jaar verlengd in afwachting van een ministerieele beschikking omtrent het in dit geval te bepalen minimum lesurental, waardoor een vaste benoeming mogelijk kan worden. Mejuffrouw A. Harterink verzocht in de groote vacantie wegens huwelijk hare verbintenis met het Gymnasium niet te verlengen. In hare plaats werd in de vergadering van Uwen Raad d.d. 30

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1935 | | pagina 302