verschillende Commissies uit den Armenraad, wordt gememoreerd.
De rekening en verantwoording 1936 moet nog gemaakt worden,
terwijl een verslag zal verschijnen omtrent de werkzaamheden van
den Armenraad gedurende het tijdvak Januari tot Mei 1936; dit
verslag zal eveneens de Leden, enz. worden toegezonden.
Nu wordt mededeeling gedaan, dat tengevolge van het opnef-
fingsbesluit, overgegaan moest worden tot verdeeling der Algemeene
Armengelden. Dit bedrag 214.30), ingeschreven op de Rijks
postspaarbank, kon worden uitgekeerd aan de Stichting voor
Voedselvoorzieningdaar van alle Instellingen de goedkeuring was
ontvangen, het hun toekomende aandeel aan genoemde Stichting
af te dragen en aldus besteed kon worden voor het goede werk
dier Instelling; de berekening der diverse bedragen kon dienten
gevolge achterwege blijven.
De Voorzitter zegt de Instellingen dank voor de betoonde be
reidwilligheid in deze; bij de „Voedselvoorziening"' werd hierdoor
een nadeelig saldo voorkomen.
Verder wordt medegedeeld:
Dat aan het personeel van den Armenraad eervol ontslag wordt
verleend; de dienst van de „onderhoudsplicht" voortgezet zal wor
den, door Burgemeester en Wethouders zeer terecht van veel belang
geacht. In welken vorm dit wordt voortgezet, is ons nog niet be
kend; zeer waarschijnlijk zal de heer Brandsen voor die dienst ge
handhaafd blijven; de informatiedienst zal overgaan naar het Bur
gerlijk Armbestuur.
Vervolgens geeft de Voorzitter een beknopt overzicht omtrent
de algemeene zaken van den Armenraad over het loopende jaar;
hieruit blijkt o.m., dat de dienst „Onderhoudsplicht" nog steeds
vooruitgaande is; nog niet bekend is of de dienst van den Armen
raad tot 1 Mei voor het publiek geopend zal blijven en daarna de
loopende zaken afgewerkt zullen worden of dat de dienst eerder
gesloten zal worden en alles vóór 1 Mei afgewerkt kan zijn; zoo-
dra hierover bericht van Burgemeester en Wethouders is inge
komen, zal dit bekend gemaakt worden.
De Voorzitter besluit zijne mededeeling met de woorden: Zooals
uit voorgaande gegevens blijkt, is de Armenraad op het oogenblik
van opheffing geen „kwijnend" lichaam, integendeel actief en voor
uitgaande; daarom is het wel jammer, dat de Armenraad thans gaat
verdwijnen; wij hebben echter het Koninklijk Besluit te eerbiedigen.
Hierna geeft de Voorzitter het woord aan den Burgemeester, ten
einde overeenkomstig de convocatie, de Armenraad „eervol op te
heffen".
De Burgemeester spreekt als volgt:
Zooals de Heer Steggerda gezegd heeft, wordt hedenavond fei
telijk „eervol ontslag" verleend aan Bestuur en Leden van den
Armenraad; dit zal echter niet, zooals de Heer Steggerda wellicht
meent, gepaard gaan met een „lijkrede", maar met een „lofrede".
Het zal misschien vreemd klinken dit uit dezen mond te vernemen,
daar Burgemeester en Wethouders van Breda nu niet bepaald heb-