ben medegewerkt om de zaak in stand te houden. Er is echter alleen
gehandeld volgens de geest, waarin de Minister wenschte, dat ge
handeld werd, (met gevolg, dat ongeveer 30% is opgeheven).
Spreker zegt, dat hij vroeger steeds op een gunstiger oogenblik met
den Armenraad in contact kwam, n.l. om deze te bestendigen. Het
is eigenaardig, dat de Armenraad opgeheven wordt, juist nu zoo'n
krachtig Bestuur is gekomen, grootendeels dank zij de Heer Steg-
gerda, die toen hij in den Armenraad gekozen werd, zei: ,,ik wil
wel, maar dan moet ik ook medewerking hebben". Spreker brengt
daarom dank, ook namens de vergadering, aan den Heer Steggerda
voor zijn ijverig streven den Armenraad in goede banen te leiden.
Hier in Breda ging de Armenraad, in tegenstelling met sommige
andere Armenraden, juist aan beteekenis winnen; dit was voor het
grootste deel te danken aan het werken van den Heer Steggerda,
bijgestaan door het Bestuur en de Secretaris Brandsen; deze laatste
zal zijn werk, zij het dan ook in anderen vorm. kunnen voortzetten.
Spreker memoreert Mej. Scheuer en andere personen in de
armenzorgwereld, die hun beste krachten aan dit mooie werk ge
geven hebben. In Breda bestaat een algemeene samenwerking, deze
wordt op het oogenblik geweld aan gedaan; misschien is het echter
nog wel mogelijk, dat door „onderlinge uitwisseling" iets tot stand
kan worden gebracht. Dank zij de invloed van den Armenraad is
de spijskokerij of warmvoedselverstrekking op een vastere basis
gekomen, zooals wij die thans kennen; spreker meent, wanneer de
diverse Vereenigingen behoefte gevoelen tot samenwerken, bij den
heer Steggerda zeer zeker niet aan doovemansdeuren geklopt zal
worden.
Aan de „lijkbaar" staande zegt spreker, dat het Gemeentebestuur
van Breda zal moeten zorgen voor een behoorlijke voortzetting van
sommigen arbeid van den Armenraad, daar anders een „lacune"
zou zijn te betreuren; het desbetreffend rapport van den Heer
Steggerda zal dan ook de nauwlettende aandacht hebben.
Daarbij moeten de Vereenigingen paraat blijven; vooral in den
tegenwoordigen tijd nu, zooals duidelijk uit de statistiek in het
jaarverslag van den Armenraad over 1935 blijkt, de Burgerlijke
Armenzorg toch reeds zoo zwaar belast wordt, is het noodig, dat
de „particuliere Armenzorg" zoo doelmatig mogelijk werkt en zich
niet laat verdringen.
Wij nemen dus afscheid Heer Steggerda; wat Uw eigen tijd be
treft, deze zal zeer wel in beslag genomen worden; wij noemen
slechts het mooie werk, dat gij doet voor de jeugdige werkloozen;
Uw werk zal in dankbare herinnering blijven; voor velen zal het een
aanwijzing bevatten hoe te handelen, zeer zeker wanneer misschien
nog eens een nieuwe Armenraad ingesteld zal worden.
Met een handdruk aan den heer Steggerda beëindigt de Burge
meester zijn hartelijk dankwoord.
Hierna spreekt de Voorzitter een dankwoord.
De Minister heeft wel gezegd, dat de Armenraad wordt opge
heven, maar heeft niet het Bestuur uit haar functie ontheven; dit