Deze invoer bedroeg in 1931 1932 1933 1934 1935 1936 K.G. 35640 50380 60030 66685 90270 86490 In totaal werd 750 K. G. afgekeurd. Bovenstaande cijfers slaan op het vleesch, te Breda ingevoerd vanuit andere vleeschkeuringskringen. Dit vleesch komt voor namelijk uit de vroegere exportslachterijen, die onder gunstige tinantieele omstandigheden voor de regeering werkten. De kosten hiervan worden gedekt door de crisisheffingen, die de plaatselijke slagers moeten opbrengen; doch nu is het merkwaardig, dat deze juist de omzet der slagers doen dalen, en dat zij het finantieel resultaat van de slagersbedrijven slecht maken. De slagers onder steunden hun eigen concurrenten met geld eenerzijds, en zij be trokken er vleesch van anderzijds. Daardoor wordt werk ontnomen aan de plaatselijke slachters en bovendien aan de slachthuizen. Ook vindt nog invoer van vleesch plaats vanuit gemeenten, aangesloten bij den vleeschkeuringskring. De grootte van dezen invoer is niet bekend, zij wisselt van tijd tot tijd. Voornamelijk geschiedt dit, naar men zegt, om de hoogere rechten van het slachthuis te vermijden. Het Gemeentebestuur heeft thans met de buitengemeenten onderhandelingen aangeknoopt teneinde het van daaruit inge voerde vleesch te belasten met invoerkeurloon. Een desbetreffend verzoek is ook gedaan aan het College van Gedeputeerde Staten. Blikvleesch. Er werden 23280 bussen vleesch en 7654 bussen gehakt in de consumptie gebracht. Keuringsbijzonderheden der gewone slachtingen. Cysticercus inermus. (d.i. een blaasworm, een tusschen- stadium van den lintworm van den mensch, die als een blaasje in het vleesch zit) Deze blaasworm, de zgn. fin, werd in totaal 80 X aangetroffen. In 7 dezer gevallen, bleken ze, volgens de galproef, levensvatbaar. Wederom is het opvallend, dat er in het slachthuis meer finnen gevonden worden, dan bij slachtingen in de buitenslachterijen. Dit is toe te schrijven aan de minder goede keuringsmogelijkheid, meer speciaal aan het slechte licht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1936 | | pagina 355